TOOTS 2:
New York 2 april 1980
Toots heeft een engagement voor een week in de
Greenstreet Bar.
Bij jazzkenners een place to be. Het is een
modern sfeervol restaurant, in de Village. Good food,
good atmosphere, small stage.
Het is ook de week waarin de New York Jazz Awards zullen
worden uitgereikt. Toots, al meerdere malen winnaar in de
categorie Miscellaneous , is ook dit jaar weer genomineerd.
De keuze zal gaan tussen Howard Johnson – tuba, Andy Narrell – steeldrums en Toots . Later die week zal de jury de
winnaars bekend maken. Toots wint.
Bij jazzkenners een place to be. Het is een modern sfeervol
restaurant, in de Village.
Good food, good atmosphere, small stage.
Het is ook de week waarin de New York Jazz Awards zullen
worden uitgereikt. Toots, al meerdere malen winnaar in de
categorie Miscellaneous , is ook dit jaar weer genomineerd.
De keuze zal gaan tussen Howard Johnson – tuba, Andy
Narrell – steeldrums en Toots. Later die week zal de jury de
winnaars bekend maken. Toots wint.
Op de 13e ’s avonds heeft Toots een repetitie met zijn side-
men. De pianist Kenny Barron en de bassist Paul West.
Het management heeft die twee geëngageerd. Toots heeft
nooit eerder met ze gewerkt. Men kent elkaar alleen van
naam. Intussen hebben Otto Boris en ik te maken met
totaal onvoorziene problemen.Toots had op persoonlijke
titel afspraken gemaakt met Benny Goodman en Paul Simon.
Als Otto Boris met de respectievelijke heren contact
zoekt, laat het management van Goodman weten, dat hij
absoluut geen tijd heeft en Paul Simon laat weten dat hij
te ziek is om geïnterviewd te worden, laat staan om samen
met Toots te musiceren.
Ik vertel het Toots. Hij is teleurgesteld en vraagt of hij het
nog een keer mag proberen. Maar ook die directe
persoonlijke telefoontjes veranderen niks aan de situatie.
Onze ‘gründlich’ opgebouwde planning is voor een belang-
rijk deel naar de knoppen.
‘Was machen wir nun, Bobchen’, vraagt Otto Boris.
Tja.., wat nu? ‘Wie Jazzmusiker, wir Improvisieren!’
Ik ga naar mijn kamer en probeer de linker en rechterhelft
van mijn brainframe zo te synchroniseren dat we de tijd
die we overhebben, zinvol en dienstbaar aan het portret
van Toots , kunnen inzetten.
Één van de markantste city landmarks in New York vond ik
het ijsbaantje op Rockefeller Center . Als kind had ik eens
een prachtige romantische speelfilm gezien, waarin dat
ijsbaantje een belangrijke rol speelde. Dat is me altijd
bijgebleven en diep in mijn hart ook de wens om daar eens te
mogen draaien.
Ik stelde Toots voor, dat hij op die plek een mini lezing zou
geven over zijn instrument. Over de verschillende
mondharmonica’s en het verschillende gebruik. Toots vond
het enig. Klein probleem was wel, dat je daar niet zomaar
kan draaien. Onze New York crew legde uit, dat je zoiets
ongeveer een jaar of twee van te voren moet aanvragen bij
de speciale afdeling op het stadhuis, dat zich bezighoudt met
het verlenen van filmvergunningen. Otto Boris , hoorde dat
aan en zei dat hij maar eens langs zou gaan bij dat ijsbaantje.
Twee uur later was hij terug en mochten we daar draaien
wanneer we maar wilden.
Het ijsbaantje werd gerund door een magere, lange, bitse,
oorspronkelijk Duitse vrouw. Een ‘Hager-typ’, zeg maar
Olijfje van Popeye. Otto Boris had haar met zijn ‘Wiener
Schmäh’, ingepakt, geparfumeerd en in zoete woorden
gewikkeld.
Een dag later gingen we daar draaien.
Maar eerst was er ’s avonds de eerste repetitie van Toots,
met Barron en West . We rijden naar een straat ergens in
Manhattan aan de Westside.
De kennismaking is vanuit Paul West open en buitenge-
woon hartelijk: ‘...is this the gig....eh.... I waited all my
life for this...” haha...!’
Barron is gereserveerder. Wat afstandelijker. Professioneel.
Toots, pakt zijn muziekmap uit de tas en legt uit wat hij aan
repertoire zou willen spelen: ‘.. eh a few Monk things....
some Miles Davis, ..all Blues...’
Barron knikt eens. Gaat achter de vleugel zitten en steekt een
lang dun sigaartje op. Het repetitielokaal is een naargeestige
ruimte. Zuilen die het zicht belemmeren, hier en daar een tafeltje
met te lang gebruikte stoelen. Smoezelige kleuren, plat en koud
neonlicht.
Het doet er niet toe. Toots zet z’n broodje aan z’n mond en blaast
de eerste 2 maten van Monk’s ‘Straight no Chaser’. Feilloos valt
Barron in met de voor Monk zo typische ‘valse noot’. Over Toots’
gezicht vlindert een gelukkige glimlach. Voor het mini-publiekje
van Huguette, Toots’ Amerikaanse manager en wij als crew wordt
er schitterende muziek gemaakt. Op zijn fluwelen zachte manier
stuurt Toots de anderen aan. Soms met een vriendelijke
onderbreking, soms door met de ene hand de harmonica en
microfoon vast te houden en met de andere, door het knippen met
zijn vingers het tempo op te voeren of juist terug te nemen.
De kilte en de smoezeligheid van het repetitielokaal en de
creativiteit van drie muzikanten die, omdat ze nog nooit met elkaar
gespeeld hebben, toch wel even willen laten horen wat ze in huis
hebben, maakt de avond tot iets heel bijzonders.
Een paar uur later liggen we allemaal tevreden in ons bedje.
Even vergeten dat er nog een paar problemen dienen te
worden opgelost. Maar ja, wat in mijn hoofd ontstaat, zet
Otto Boris om in werkelijkheid.
Goodnight Irene.
Pff... snarch....!!
De volgende dagen speelde Toots ’s avonds in de Greenstreet
Bar en draaiden we overdag op plaatsen met herinneringen
en geschiedenis.
We draaien voor de ‘Cotton Club’. De plek die refereert aan
de cotton fields in het zuiden van Amerika, de slavernij
en de oorsprong van de blues. Voor Toots , eigenlijk een plek
van voor zijn tijd. Zijn jazzcarrière begon in de jaren 40. Toen
waren de hoogtijdagen van de ‘Cotton Club’ al voorbij. Hij
kijkt naar de replica van wat ooit geschiedenis schreef.
‘..in het origineel waren het de tijden van Louis Armstrong en
King Oliver . Dit hier is retro-nostalgie... ’ zegt hij.
‘Dit is geen Cotton Club.
Je kan beter spreken van een polyester-club’.
Behalve een internationaal gewaardeerde, virtuoze muzikant
is Toots ook componist. Zijn bekendste stuk is Bluesette.
In de film heb ik een muzikaal doorlopende montage
gemaakt van misschien wel 40 verschillende uitvoeringen
van dat stuk. Volgens Toots zijn er wel honderd:
‘Ja Bob, dat is mijn pensioen, haha...’ zei hij schaterlachend.
Onder politiebescherming, (was nodig volgens onze New York
crew,) gingen we naar Harlem. Om precies te zijn naar:
253 West 125th Street.
De biotoop waar velen begonnen die later tot grote hoogten
stegen. ‘The Apollo Theatre’.
Toots bewaart er mooie herinneringen aan. In 1951 heeft hij
er twee weken gespeeld als gitarist bij George Shearing.
Twee jaar eerder, in 1987 was er na renovatie een speciaal
concert ter gelegenheid van de heropening. Toots was
uitgenodigd om mee te spelen met o.a. J.J. Cale, Ralph McDonald,
the Brecker Brothers.
Het was een feest en een grote eer.
Onder politiebescherming, (was nodig volgens onze New York crew,) gingen we naar Harlem. Om precies te zijn naar:
253 West 125th Street. De biotoop waar velen begonnen die
later tot grote hoogten stegen. ‘ The Apollo Theatre’. Toots bewaart er mooie herinneringen aan. In 1951 heeft hij
er twee weken gespeeld als gitarist bij George Shearing.
Twee jaar eerder, in 1987 was er na renovatie een speciaal
concert ter gelegenheid van de heropening. Toots was
uitgenodigd om mee te spelen met o.a. J.J. Cale, Ralph McDonald, the Brecker Brothers. Het was een feest en
een grote eer.
Ik had Toots verteld dat ik een dwarsfluit wilde kopen en hem
gevraagd of hij mee wilde gaan. ‘ ...maar natuurlijk... ‘Op een
vrije middag, neemt hij me mee naar 48th of 56th
street, of misschien ook wel een straat daartussen. Hoe dan
ook een straat waar vele muziekwinkels bij elkaar zijn.
Het was alsof een popstar door de staat liep. Van alle kanten
werd hij herkend en begroet. In de winkel was het nog erger.
Muzikanten waar hij mee gespeeld had, kwamen op hem af,
muzikanten die ooit wel eens met hem zouden willen spelen,
wilden een praatje maken. Het was ongekend.
Uiteindelijk hebben we de dwarsfluit gekocht, liepen daarna
een klein platenwinkeltje binnen, omdat ik daar een speciale
plaat hoopte te vinden. Al neuzend door de bakken, vulde de
winkel zich onverwacht met de klanken van’Bluesette’.
De eigenaar had hem herkend, was een jazzfan en wilde zijn waardering laten horen. Toots werd er verlegen van. Glimlachte vriendelijk en zei tegen mij: ‘..hoor je dat….mijn pensioen....
hahaha! ’
Onder applaus verlieten we de zaak.
Er waren veel mooie, bijzondere en bizarre momenten.
Op een dag zou ik een stuk met Toots draaien rond de
prachtige fontein met de engel in Central Park.
Er ontstaat een Hollywood sfeertje. Gernot Roll , had
kollossale spots laten aanrukken, rails in een cirkel rond de
fontein laten leggen en daarop een camerakraan geposteerd.
Iedereen is hard aan het werk om de eerste ‘slate’ te kunnen
draaien.
Ik sta een beetje aan de zijkant toe te kijken.
Ongemerkt is er iemand achter mij komen staan die tegen
mijn rug zegt: ‘Tja, als we ooit zover nog eens zouden komen. Dit is toch wel het echte werk.’ Als ik mij omdraai kijk ik in
het gezicht van Ralph Inbar.’ ‘Inderdaad Ralph, als.... hoe mooi is dat...?’
We babbelen een beetje. Het grappige is, dat het niet de
eerste keer is dat ik Ralph in het buitenland tegenkom.
Een paar jaar eerder ook al in New York en ergens in de
60er jaren, na de zesdaagse oorlog lopen we elkaar tegen
het lijf, voor de Jaffa-poort in Jerusalem.
Nu dus in Central Park. Als de voorbereidingen klaar zijn
komt mijn Amerikaanse regie-assistent naar mij toe en
zegt: ‘ Bob, we are ready’. ‘Sorry Ralph, ik moet aan het werk.’
Zijn bek viel open! Even moet hij gedacht hebben: Bananasplit!
Er waren veel mooie, bijzondere en bizarre momenten.
Op een dag zou ik een stuk met Toots draaien rond de
prachtige fontein met de engel in Central Park.
Er ontstaat een Hollywood sfeertje. Gernot Roll , had
kollossale spots laten aanrukken, rails in een cirkel rond de
fontein laten leggen en daarop een camerakraan geposteerd.
Iedereen is hard aan het werk om de eerste ‘slate’ te kunnen
draaien.
Ik sta een beetje aan de zijkant toe te kijken.
Ongemerkt is er iemand achter mij komen staan die tegen
mijn rug zegt: ‘Tja, als we ooit zover nog eens zouden komen. Dit is toch wel het echte werk.’ Als ik mij omdraai kijk ik in
het gezicht van Ralph Inbar.’ ‘Inderdaad Ralph, als.... hoe mooi is dat...?’
We babbelen een beetje. Het grappige is, dat het niet de
eerste keer is dat ik Ralph in het buitenland tegenkom.
Een paar jaar eerder ook al in New York en ergens in de
60er jaren, na de zesdaagse oorlog lopen we elkaar tegen
het lijf, voor de Jaffa-poort in Jerusalem.
Nu dus in Central Park. Als de voorbereidingen klaar zijn
komt mijn Amerikaanse regie-assistent naar mij toe en
zegt: ‘ Bob, we are ready’. ‘Sorry Ralph, ik moet aan het werk.’
Zijn bek viel open! Even moet hij gedacht hebben: Bananasplit!
Er waren veel mooie, bijzondere en bizarre momenten.
Op een dag zou ik een stuk met Toots draaien rond de
prachtige fontein met de engel in Central Park.
Er ontstaat een Hollywood sfeertje. Gernot Roll, had
kolossale spots laten aanrukken, rails in een cirkel rond de
fontein laten leggen en daarop een camerakraan geposteerd.
Iedereen is hard aan het werk om de eerste ‘slate’ te kunnen
draaien.
Ik sta een beetje aan de zijkant naar de voorbereidingen te kijken.
Ongemerkt is er iemand achter mij komen staan die tegen
mijn rug zegt: ‘Tja, dit is toch wel het echte werk.’
Als ik mij omdraai kijk ik in het gezicht van Ralph Inbar.’
Uiteraard ben ik even verrast.
‘Inderdaad Ralph, dit is het echte werk, Hollywood hè?
Daar kunnen wij alleen maar van dromen.’
We babbelen een beetje. Het grappige is, dat het niet de
eerste keer is dat ik Ralph in het buitenland toevallig tegenkom.
Een paar jaar eerder ook al in New York en ergens in de 60er
jaren, na de zesdaagse oorlog lopen we elkaar tegen het lijf,
voor de Jaffa-poort in Jerusalem.
Nu dus in Central Park. Als de voorbereidingen klaar zijn
komt mijn Amerikaanse regie-assistent naar mij toe en zegt:
‘ Bob, we are ready’.
‘Sorry Ralph, ik moet aan het werk.’
Zijn bek viel open! Even moet hij gedacht hebben: Bananasplit!
We hebben een afspraak met Bill Evans . De sublieme
pianist en componist, die vele malen onderscheiden is met
Grammy-awards en de pianist, die op één nummer na, met
Miles Davis speelt op de beste jazzplaat ever, ‘ Kind of Blue’.
Toots en hij hebben onlangs samen een LP opgenomen
onder de titel ‘Affinity’ . Ook weer genomineerd voor een
Grammy.
We rijden naar New Jersey, waar Evans woont in een
redelijk luxueus flatgebouw.
Als we aanbellen, wordt er niet gereageerd. ‘Jeez...hij zal het
toch niet vergeten zijn....’? Toots , wacht geduldig in de hal.
Arm om de schouder van Huguette en zij haar arm om zijn
middel. Lief beeld.
We bellen nummers waarop Bill , bereikbaar zou kunnen
zijn, maar er wordt nergens opgenomen.
We wachten!
Na drie kwartier stapt hij de hal binnen. Excuseert zich en
we gaan met de lift naar boven.
‘ I didn’t know you were coming’, zegt hij tegen Toots ,
‘I thought they come for a quote ..... I had some juicy stuff
prepared. Hahaha...’
Als ik op de lessenaar van de vleugel kijk, zie ik een met
potlood geschreven score van Jan Akkerman . Ik ben
verrast. Akkerman is natuurlijk ook een geniale muzikant,
maar om zijn score bij Bill Evans op de lessenaar te zien
liggen is verrassend. Op de één of andere manier voel ik
ook iets van trots. Bizar natuurlijk.
Ze praten een beetje. Lachen een beetje. Allebei geen
eloquente babbelaars die elkaar veel te zeggen hebben.
Totdat Bill Evans achter de vleugel gaat zitten, Toots zijn
broodje pakt en het over muziek gaat. Dan praten de noten.
Het is taal die ze zonder woorden tot in alle finesses
beheersen en waarvan ze de grammatica tot in het kleinste
detail, kennen. Bill heeft een gipsen manchet om zijn linker
hand. Ongelukje gehad. Maakt allemaal niet uit.
Ze mompelen iets tegen elkaar en dan begint Toots te spelen
en valt Bill in. Wat er dan gebeurt valt voor mijn muzikale
begrippen, niet meer onder spelen, maar is virtuoos,
hogeschool jongleren met een melodie, waarbij ongeveer elke
maat moduleert naar een andere toonsoort. Er ontstaan
waaiers van over elkaar buitelende akkoorden, die Toots , als
een wildwatersurfer met golven van noten bestijgt, beklimt,
dan weer afdaalt naar de lagere regionen om ze weer op te
tillen naar de Goddelijke genade die muziek kan zijn. De
twee mannen kijken met een enkele blik naar elkaar en zijn
volkomen gelukkig.
Het is duidelijk.
Dit is het verhaal van Toots .
Zijn muziek.
Hij praat met zijn instrument. Schitterende monologen
waarin puurheid, oprechtheid en emotie niet te missen zijn.
Het zijn niet de woorden die alles zeggen, maar de noten.
Een paar maanden na onze opname stuurt hij mij
onderstaand drukwerkje.
Een paar maanden na onze opname stuurt hij mij
onderstaand drukwerkje.
Een paar maanden na onze opname stuurt hij mij
onderstaand drukwerkje.
We houden contact en ik informeer hem over de montage.
Als die klaar is maken we de afspraak dat hij, als hij in
Nederland een gig heeft, ik hem ophaal en we bij mij thuis
de film gaan bekijken.
In januari 1981 is het zover. Hij belt dat hij een optreden
heeft in Vollebregt. Ik ga erheen, haal hem op en aan het
begin van de nacht zitten we samen bij mij thuis naar de film
te kijken.
Hij is ontroerd.
Voor ik hem terugbreng naar z’n hotel zegt hij:
‘‘k Heb ook nog een presentje voor jou...’
Hij grijpt in z’n tas en geef mij z’n broodje.
‘ Affinity’ ....zegt hij.
Het broodje is gedateerd 79/6.
Op de bovenkant heeft hij een stickertje met zijn naam en
adres geplakt met wat handgeschreven woorden:
‘To Bob with gratitude and love. Toots’
Indeed Toots, with gratitude and love!!
Bob Rooyens _24.8.'16