Nadat het oorspronkelijke idee van een serie shows rond Adèle
na Hoofdstuk I was gekapseisd (zie monument voor Mas 1) ,
besloten we dat de protagonist niet langer een persoon zou zijn,
maar ‘ het idee’ .
Dat gaf een enorme vrijheid.
In Hoofdstuk II was ‘vrijheid’ een thema dat door Massimo
nogal letterlijk is opgevat.
In 1961 maakte Jan Vrijman de documentaire: ‘de
werkelijkheid van Karel Appel’. Massimo, een groot
bewonderaar van Appel liet zich door het team van Hoofdstuk
uitdagen om zich in navolging van zijn beestachtige idool, uit
te leven in een action painting.
Geen schetsje maken en dat door decorbouw uit laten voeren,
nee live en on the spot het decor laten ontstaan.
Elkie Brooks, één van de gasten in Hoofdstuk II zong een
jazzy stuk dat ons heel geschikt leek voor ‘ instant set design’ .
De tele-recording werd gestart, de musici en Elkie stonden
klaar en Massimo gromde zich naar een creatieve woede.
Op een teken van de floormanager startte de muziek, Elkie
zoog haar longen vol en Mas greep een verfblik. Elkie zou
eerst een vers en chorus zingen, voordat Mas zich op het
canvas zou storten.
De afspraak was dat de floormanager Mas een teken zou
geven om te beginnen.
Toen de muziek aan het intro begon, liep Massimo meteen
de set op en smeet met een oerkreet een blik verf op het doek.
Hij was niet meer te stuiten.
Ver nadat het nummer beëindigd was bleef hij smijten, smeren,
kwasten, wrijven, slaan, hijgen, blazen en schreeuwen tegen
het doek dat aan alle kanten lekte, droop en om vergiffenis
vroeg.
Totaal kapot, buiten adem en over de rooie vroeg hij:
‘... en, was het wat?’
Het enige wat er van bewaard is gebleven zijn een paar
contactprints, die door iemand uit een container zijn gevist.
Bij het opheffen van de NOS fotodienst is er veel van de
gedocumenteerde herinnering, weggeflikkerd.
Oktober 1964 werd Hoofdstuk I uitgezonden. In maart ’66,
Hoofdstuk VI de laatste.
In oktober 1965 vond de première plaats van Moef GaGa .
De eerste continentale popshow. Voor Massimo en mij
een voortzetting van de Hoofdstukken maar nu in de
jeugdige/rebellerende bedding van popmuziek. Muziek die in
de tijdgeest openbarste als een overrijpe zweer en de pus van
rottigheid, oorlog en destructie eruit perste. De wond moest
schoon en geheeld worden. Een nieuwe generatie stond op.
De oude had er een zooitje van gemaakt. Niks geleerd van de
oorlog integendeel, landjepik ging door, de koude oorlog
zorgde voor een permanente dreiging en in Vietnam
escaleerde de strijd. De adem van die tijdgeest, blies als een
giftig makende furie over de wereld. De nieuwe generatie
na-oorlogse kinderen moest daar niets van hebben. De afkeer
uitte zich in nieuwe kunst, in oproer, in Provo en in liefde.
Habermass en Marcuse waren de evangelisten van de
rebellie op de campus en Rooie Danny van de Parijse
beroerte. De helende zalf kwam van nieuwe muziek, nieuwe
kunst en met bloemen behangen liefdesapostelen.
Massimo rebelleerde tegen het conformisme in zijn vak.
Niet zonder tegenwerking en kleerscheuren nam hij het op
tegen de gevestigde orde. Maar gedreven als de missionaris
in de naam van God, was Mas gedreven door een weerzin
tegen alles wat al was. Massimo wilde nieuw en anders.
Bij de serie Moef GaGa kon en moest dat ook. Popmuziek
en moderne kunst, waren de inspiratiebronnen waar hij
uit putte. Hij bedacht en maakte volstrekt bizar en merk-
waardig uitziende beesten en voertuige
De badmobiel en de bedmobiel
uit de Batman-aflevering
Hij maakte decors die men nu in museale kunstkringen,
installaties noemt.
het beest het beest blaast stoom af
de zijkkant van het beest het beest schreeuwt
Voor de aflevering Op-Art, liet Massimo drie wanden van de
studio beschilderen in Op-Art- patronen. En indachtig het
adagium dat kunst nou eenmaal opoffering vraagt, verdween
de decorateur van dat klusje na 2 dagen in de ziektewet en is
nooit meer teruggezien.
Het was een heerlijke, waanzinnige periode.
Geen zee ging te hoog. The Equals, de eerste multiraciale popband
uit Engeland, had met: Come Back, baby come back, een wereldhit.
De band werd in een hoek van de studio neergezet en
ingesloten door een aantal schotten van een meter hoog.
Niemand van de band vroeg waarom dat was en om de
spontaniteit niet te bederven, lieten we het maar zo.
We hadden iets bedacht waarvan we niet zo goed wisten
hoe het zou aflopen, dus vonden we discussies vooraf
tamelijk zinloos.
De floormanager roept: Ampex opname 30 seconden na nu....
Die 30 seconden waren fijn. Je voelde in een studio de
spanning. Spanning die steeg naarmate de seconde nul
dichterbij kwam....En dan pats! , de eerste toon van de
gitaar-lick.....
Mas en ik waren wel een beetje gespannen, want wat we
gingen doen, was niet getest. Was ook moeilijk te testen en
stond mede daarom op de line-up als laatste nummer
van de opname-sessie. Nou hadden we ooit met een
opname van Dave, Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich... al
eens een probleem gehad. Boven die band hing een
ichtmetalen frame, dat Massimo had volgepropt met
vuurwerk. De band wist dat er een feestelijk slot aan het
nummer zou worden gegeven.
Ze zongen vlammend en vol overgave hun hit ‘Save me’ .
Zo op twee-derde van het nummer riep ik iets als: start
PYRO-EFFEKT, het vuurwerk ging af en onder een dak
van fontijnen, fluitcakes en spuiters kreeg ‘Save me”
voor de bandleden plotseling een hele andere betekenis
dan die van een leuk hitje.
Ze droegen vrolijk gekleurde zijde hemden die er na de
opname uitzagen als gatenkaas. Één of andere wijsneus
meende dat het nodig was om het brandwondencentrum in
Beverwijk te waarschuwen. Nou.... zo erg was het nou ook
weer niet, maar hier en daar was een hemd toch wel
verkleefd met de huid.
Maar ja... ‘That’s showbiz.! ‘It’s rock and roll man’!!, hoor
ik in mijn herinnering Massimo roepen.
Terug naar de Equals.
de Equals in een hoekje van de studio
Nadat de opname gestart was en de band 30 seconden had
gezongen: ‘ Come back, baby come back’ spoot een speciale
schuimblusser, die we van Schiphol hadden geleend, de
band binnen 15 seconden onder een dikke laag schuim.
Even zagen we af een toe nog een hoofd van een moedig
doorzingend bandlid boven het schuim uitspringen, toen
alleen nog de hals van een omhooggestoken gitaar, maar
daarna gaf de band het op en strompelde verdwaasd uit de
metershoge schuimberg.
Als een vraatzuchtig monster verslond het schuim in no-time
de nutteloze schotten die bedoeld waren om het schuim
tegen te houden. Volkomen zinloos en nutteloos!
Camera’s stonden vrijwel meteen tot hun knieën in het
schuim. Technici begonnen vertwijfeld aan kabels te rukken
om de camera’s in veiligheid te brengen. Cameramensen
gaven geen krimp en bleven staan. Het was een krankzinnig
pandemonium.
De man die de schuimmachines bediende vroeg of het zo
goed was......!!! ‘Nee natuurlijk niet!’ Nog een keer!!!
Er werd over Moef Gaga veel gesproken en geschreven.
Op zaterdag 14 januari 1967 trok Choreografe Helen Le Clerq in Amsterdam met haar danseressen vanaf het Lieverdje op een open vrachtwagen naar het ‘De la Mar theater’. Het gold een protestdemonstratie tegen de (Engelse) danseressen in Nederlandse televisieprogramma’s met als speerpunt de danseressen in
Moef Gaga.
De danseressen van Helen droegen borden om de hals, waarop
teksten stonden als: ‘Ik ben te klein’, ‘ik ben te lui’, ‘ik ben
niet sexy’, ‘ik ben te dik’, enz. Geen borden waarop stond”
‘wij zijn minder goed’ en ‘Helen is als choreografe geen Gary
Cockrell, voormalig assistent-choreograaf van Jerome Robbins,
de choreograaf en regisseur van ‘West Side Story’ .
Moef GaGa , veroorzaakte dus heel wat reuring. De tieners
waarvoor het bedoeld was, kozen in het populaire ‘Teenbeat’
magazine Moef GaGa tot beste televisieprogramma.
De hitte die het programma veroorzaakte was ook de
koning van en rond het Leidse Plein, Pietje Broerse, niet
ontgaan. Piet, (een neuroot die uitsluitend met water
aangelengde Creme de Menthe dronk, was o.a. eigenaar
van de ‘Lucky Star’ in de Korte Leidse Dwarsstraat . Destijds
het centrum van hip en artistiek Amsterdam. Het was de tijd
van de Pleiners en de Dijkers. De Dijkers zochten hun heil
in de Underground, terwijl de Pleiners gelukkig werden
van jazz- en soulmuziek.
Piet bezat of pachtte in dezelfde straat behalve de ‘Lucky’
nog een stuk of 10 etablissementen. Daar wilde hij het eens over hebben. Massimo en ik gingen bij Pietje op bezoek. Hij kon
in de Korte Leidse dwarsstraat twee zaken pachtten die niet
goed liepen maar die, dacht hij, met een concept als Moef
GaGa wel eens heel succesvol zouden kunnen worden.
Dat was een idee dat Massimo en ik meteen omarmden. Het
gesprek eindigde met de afspraak dat we twee ideeën zouden
uitwerken.
Eén voor een Moef GaGa en één voor een Vip GaGa.
Mas ging plattegronden maken en schetsen.
Helaas bleken de twee locaties die Pietje wilde pachten
ingepikt door de andere koning van het Leidse Plein: Gé
Kempers. Kempers was eigenaar van nachtclub de ‘ Blue
Note’ en geen vriend van Pietje. Kempers nodigde Mas en mij
uit voor een gesprek over een eventuele overname van naam
en ontwerpen.
Maar Kempers bleek niet de man waar wij ons happy bij
voelden. Mas en ik waren teleurgesteld en gingen bij Piet in
de Lucky Star uithuilen. Die avond bleek dat Piet ook
eigenaar of pachter was van de jazzclub Sheherazade in de
Wagenstraat en of we misschien zin hadden om die club een
opfrisbeurt te geven.
Het was in zekere zin een troostprijs maar wij, zeker als jazz-
liefhebbers hadden er wel zin in. Piet gaf ons de sleutel mee,
zodat we er overdag als het ons uitkwam eens konden gaan
kijken.
Op een middag kort daarna stonden Massimo en ik voor
de Sheherazade. Prachtige dag, een uur of één, de zon scheen
en wij stapten monter een duister gat binnen.
Een plattegrond was er niet, dus we begonnen met de tent op
te meten. Uurtje werk zei Mas. Daarna zouden we heerlijk op
een terrasje ideeën gaan wisselen over de verbouwing.
Nou had Pietje gezegd dat we wat betreft drinken konden
pakken wat we wilden. Nadat we de metingen hadden gedaan,
tapten we een biertje en ging Mas op het kleine bühnetje achter
de piano zitten. Zijn jazz oriëntatie lag in die tijd meer op
20er/30er jaren jazz, zeg maar: Jelly Roll Morton .
Mijn helden waren meer de pianisten van de 50er/60er jaren
zoals: Horace Silver en Wynton Kelly .
We speelden om en om, dan weer samen, zongen,
concerteerden en hadden het grootste plezier. Misschien ook
wel mede omdat we ongeremd gebruik maakten van Piet’s
vrijbrief om te drinken waar we zin in hadden. We hadden
het mooiste feestje wat je samen maar kan hebben.
Zonder dat het ons was opgevallen, was er een echtpaartje
binnen gekomen die naar bleek, de club op het avondbezoek
moest voorbereiden. Mas en ik waren echt niet fris meer,
mompelden Pietje Broerse en zeiden iets over interieur v
erbouwen......
Nou, dat zagen zij ook wel.
Daarna sloegen Mas en ik de armen om elkaars schouder en
wankelden we de avondzon tegemoet van de Wagenstraat
naar het Rembrandtplein .
Het was 7 uur ’s avonds.
Massimo heeft een stuk of 10 afleveringen Moef GaGa
ontworpen. Dat was geen sinecure omdat voor elke aflevering
iets nieuws bedacht moest worden. Geen enkele aflevering
was hetzelfde.
Daar kwam bij dat Massimo ook een grote belangstelling
had voor drama en hij gevraagd was door de dramaturg en
regisseur Theun Lammertse om zich te storten op de
vormgeving van televisiedrama.
Dat beëindigde op dat moment onze intensieve samenwerking,
maar niet onze vriendschap.
We werkten incidenteel aan bijzondere éénmalige producties
zoals een literaire show rond Ton van Duinhoven op een
script van Remco Campert.
Inhoudelijk ging het om een onmogelijke liefde. Ton had een
affaire met een (mijn) scriptgirl gespeeld door Kitty Courbois,
maar realiseerde zich niet, dat de liefde voor haar al voorbij
was. In dialogen en monologen interieur, wordt Ton zich,
tijdens de repetitie en opname van zijn eigen personality-show,
daar meer en meer bewust van. Massimo kwam met het idee
om het decor in blik uit te voeren. Glans, glamour, reflecties,
shine, maar ook koud en hard, scherp en tot bloedens toe
venijnig.
Blik, als decor was nooit eerder gebruikt. Het was prachtig
en onderhuids totaal dienstbaar aan de dramaturgie.