In de week van 26 tot en met 30 april (’21) 

heb ik op verzoek van Broadcast Magazine, 

een dagelijkse column geschreven over mijn 

herinneringen, ervaringen en gedachten 

met betrekking tot het 

Eurovisie Songfestival. 

Hieronder een samenvatting daarvan:

1. Het begin.

Over 3 weken begint het Eurovisie Songfestival. 

Nederland won 5 keer. Eindigde ook 5 keer onderaan. 

In 1958 regisseerde Gijs Stappershoef (prachtige gepassioneerde 

televisiemaker) vanuit Avro’s radio-studio1, in zwart/wit het 

Eurovisie Songfestival. 


Zijn gereedschap was een televisietrein 

met 3 camera’s en op elke camera een 

turret met 5 lenzen. 

Zoomlenzen voor televisiecamera’s 

bestonden niet.

(Tante) Hannie Lips, omroepster 

en boegbeeld van kinderprogramma’s 

presenteerde. Geliefd bij jong en oud, 

voornamelijk omdat ze zo gezellig 

zwaaide als ze afscheid nam van 

de kijkertjes. 

Nederland nam deel met Corrie Brokken. Geen wisselende decors, noch orgiën 

van licht. Het enige dat per nummer wisselde was de dirigent. Gijs Stappershoef 

decoupeerde het liedje in 8 shots, waarvan 4 repeterend. 

Dat is andere koek dan 2000 shots per minuut van 24 camera’s, waaronder 

ettelijke fly-cams, cinebots en kranen waarmee de huidige regisseurs hun 

artistieke orgasmen najagen. De gekte daarvan overstijgt inmiddels elk 

gevoel voor dramaturgie. Het ESF was in 1958 een overzichtelijk programma. 

10 Deelnemende landen, 10 puntjes te verdelen en niet op jezelf stemmen. 

Internationale jurering ging via een rammelende telefoon en een scoreboard 

dat aan de achterkant met de hand werd bediend.

Het land leefde mee. Families zochten elkaar op om gezamenlijk te kijken, te 

mopperen en te applaudisseren.  

2. Het vervolg.

Nederland won in 1957 en in 1959. Beide keren met een tekst van 

alleskunner Willie van Hemert. 

In 1960 mocht Nederland opnieuw het ESF organiseren, maar zo kort 

na 1958 was de spaarpot bij de Nederlandse Televisie Stichting leeg 

en werd de eer gegund aan de BBC.

In 1975 zorgde Teach-In voor een kleine opleving. Maar ingewikkelde 

jureringen, zogenaamde deskundigenjury’s en steeds meer vingertjes 

in de pap van de muziekindustrie, hielpen geen moedertje lief. 

Iedereen in de branche meende te weten hoe het moest, maar een 

breed gedragen nationaal gevoel, wilde op een zaaibed van commerciële 

belangen en haantjes gekukeleku, niet meer uitbundig bloeien.

In 1986, op een International Design Congres in Keulen vroeg chef design van 

RTE Dublin, Alpho O’Reilly, zich af, hoeveel mensen nog naar die 2 uur (!) 

durende weerzinwekkende liedjes zouden kijken als er niet de briljante 

vormgeving zou zijn geweest van Roland de Groot. 

In zijn ogen was het 

kijkspel belangrijker 

geworden dan het 

zangspel. 

En daarin stond hij 

niet alleen.

v

i

d

e

o

v

i

d

e

o

 Vanaf de jaren negentig was de belangstelling 

voor het ESF tanende. Italië, met het San Remo Festival de grondlegger van 

het Eurovisie Song Festival trok zich helemaal terug en bleef 13 jaar weg. 

In Nederland werd er door Cornald Maas en Paul de Leeuw met tomeloze 

wil en energie gewerkt aan de herrijzenis van Lazarus. Die gepassioneerdheid 

leidde niet tot internationaal succes, wel werd het festival meer en meer 

hartstochtelijk omarmd en gemonopoliseerd door de gay-scene. 

Dieptepunt uit die periode is toch wel de internationale deelname geweest 

van, o ironie, drie dikke knorretjes onder de naam: Toppers. 

Ondanks het uitblijven van successen hielden Cornald en Paul de vlam in de 

fakkel en met Anouk kwam in 2013 het keerpunt van hun geloof, hoop en 

vertrouwen. 

3. Eigen ervaring

In 1983, werd ik gevraagd om het nationale songfestival te produceren en te regisseren. Van een groots event was het ‘festival’ vervallen tot een gemarginaliseerde bijzaak. Mijn voorwaarde was dat het programma voldoende middelen en mogelijkheden zou krijgen om weer een geëngageerd, stralend muzikaal hoogtepunt te worden en niet een stiefkindje voor tussen de schuifdeuren. 

Destijds een schijnbaar utopische ambitie, maar ja wie zijn doelen niet hoog stelt, zal ook nooit hoog scoren. Ha!

Locatie werd het Congresgebouw Den Haag en omdat ik een week voor het Songfestival daar al een productie had staan, creëerde de briljante Mia Schlosser, een decor dat twee maal bruikbaar en toch twee maal anders was. 

Veel vergaderen. Pfff… Bij de platen- en muziekwereld bleken plotseling je beste vrienden 

te zitten. Nou is hun belang een ander dan het programmabelang, maar we delen hetzelfde doel. Protagonisten voor de camera zetten, die bij het publiek hoog scoren. Daar zat wel een serieus probleem, omdat Nederlandse artiesten met enige naam en faam, bedankten voor deelname. In de artiestenwereld was een zeker dedain ontstaan tegen het songfestival. Niemand durfde te verliezen. Men achtte het afbreukrisico (!) te hoog. Uiteindelijk kozen we voor een openbare inschrijving. Talloze liedjes kwamen binnen en de 5 deelnemers, mochten uit die pool zelf een keuze maken. 

Ivo Niehe belde en vroeg of hij de presentatie mocht doen. Een droomwens voor hem en voor mij de zekerheid van een prima presentator met flair en personality.

Voor de show had ik bedacht dat het wel leuk zou zijn, om van elke opkomst een magische ‘verschijntruc’ te maken. Tricky natuurlijk bij een live-show, maar ik had dat jaar voor het theater de show geregisseerd van wereldkampioen goochelen Ger Coppens en daar genoeg van opgestoken om met vette rookwolken en visuele hocus pocus, magische opkomsten te realiseren. Bernadette won. (Hûh, Berna wie…?) 



4. Willem Duys

Willem Duys en het Eurovisie Songfestival een hemelshuwelijk, waarvoor babyboomers en latere generaties op één avond in het jaar bijeen kwamen, om gezamenlijk het feestje te vieren. 

Ik kende Willem al vanaf het begin van mijn carrière. Qua regie, productie en vormgeving heb ik zijn eerste Vuisten gebald. 


Naast zijn Vuisten was hij Mr. Wimbledon, Mr. Melkhuisje en op zondagochtend in bed met Muziek-Mozaïek het therapeutische anker en recuperatief rustpunt. Ik ben er op zondagochtend in de radiostudio wel eens bij geweest.

Willem kwam binnen met een stapel LP’s, had een soort volgorde in zijn hoofd, maar week daar tijdens de live-uitzending ook met groot gemak vanaf. Zijn teksten kwamen nooit van papier, maar gleden à l’improviste van zijn in honing gezoete stembanden. 

Met een kleine afvaardiging waaronder kleding, make-up, backing vocals en muzikanten, begeleidden we Bernadette naar de Eurovisie-finale in München.

‘Bob’ zei Willem, ‘waarom kom je tijdens de uitzending niet bij mij in de commentaarcel zitten. Glaasje wijn erbij. Je kan nog eens opstaan en de benen strekken.’

Een vooruitzicht dat oneindig veel aantrekkelijker was dan uren vastgepind op een stoeltje hokken in een dampende zaal vol geloof, hoop en tegen beter weten in.

De eindeloze uren die een songfestival over het algemeen ‘viert’ met afgelikte cliché’s en composities die veelal lijken te zijn voortgekomen uit het brein van een hersendode, zijn geen pretje om in een zaal vol zinderende spanning, uit te moeten zitten.

In de commentaarcel bij Willem, was ’t heerlijk. Onder ’t genot van een mooi glas wijn, (Althans voor mij. Willem’s drankconsumptie beperkte zich tot een nipje) buitelden de woorden als acrobaten van het Cirque du Soleil uit zijn mond. Lenig en soepel, mooie volzinnen, licht kritische noten, prikkelende toelichting en tijdens de performances met mij

converserend over de

megalomanie van Ludwig II en zijn theatrale scheppingsdrang. Als freestyler avant la

lettre gleed Willem moeiteloos, bij de laatste maten van een optreden terug in zijn verantwoordelijkheid als commentator. Je moet erbij zijn geweest om ’t te geloven. Ik had dat voorrecht. 

5. Het hier en nu.

Het is geweldig dat Nederland zo’n groot internationaal spektakel mag en kan organiseren, zeker onder de huidige omstandigheden. Na de teleurstelling van vorig jaar, tonen de verantwoordelijken lef, moed, vasthoudendheid, geloof en doorzettingsvermogen. 

Thumbs up!

Wat het gaat worden weten we nog niet, maar het hartje klopt vol verwachting. Een aantal dagen geleden bracht de koning een werkbezoek aan Ahoy. Babbeltje hier, babbeltje daar, fotootje, videootje, selfie….. 

De vorst toonde zijn interesse. 

Spectaculair en wereldnieuws zou het zijn geweest, als hij als rigger in een tuigje langs het lichtplafond zou zijn gesuisd om een spotje op te hangen. Zowel voor hem als voor de internationale promotie van Nederland een gemiste kans. 

Jammer, maar niet erg. 

Het programma biedt kansen genoeg op een baanbrekende, spectaculaire show. Ik denk aan de mogelijkheden met holografie, augmented reality, CGI, touch-ups, deep fake, tracking markers, drone-flights en andere spectaculaire technieken die het publiek kunnen overrompelen. 

Iedereen weet inmiddels wel dat we het van de liedjes niet moeten hebben. Neem de laatste 10 jaar. Wie kan de winnende liedjes daarvan nog zingen of fluiten? 

Ok….5 jaar? 

……Drie?

Nou dan! 

Een cameravoering waarbij kranen van links naar rechts en van rechts naar links zwaaien, camera’s die inzoomen en tegelijk weer uitzoomen, de talloze shots zonder doel nog zin, waarvan de gedachte moet zijn geweest, zolang het maar beweegt is het wel goed en led screens, die exploderen in kettingorgasmen, hebben we nou toch wel zo’n beetje gehad. 

De liedjes zijn er niet veel beter op geworden, maar sinds elk land met een zelf ontwikkeld camera-concept de eigen regie kan voeren, is de presentatie in elk geval afwisselender en interessanter. 

Wat het commentaar bij de uitzending betreft was de ‘post Duys’ periode niet makkelijk. 

Cornald Maas doet het heel goed. Heeft zijn eigen meer journalistieke approach en het flux de bouche om prettig en vlot relevante informatie te geven. Naast hem zat Jan Smit. Ik weet niet waarom.

Zoals ik al zei, vol verwachting klopt mijn hart. We gaan het zien.    

En wie van Broccoli houdt komt prima aan zijn trekken.