Ervaringslessen: 3 …het wat …en het hoe 

Toen we over ‘Hoofdstuk III’ gingen nadenken stelden we onszelf  

voor de keuze of we opnieuw het programma rond een personality  

wilden concipiëren, of een ander uitgangspunt zouden kiezen. Bij  

een personality-show is de regisseur uiteraard dienstbaar aan het  

talent. Tegelijk heeft de regisseur m.i. de plicht om de grenzen  

van het talent te toetsen en waar mogelijk te verleggen. 

We kozen voor iets anders.  

We kozen voor  een begrip. (…het wat!)

Na Hoofdstuk I’ waarin al losjes werd omgegaan met een  

protagonist  (Adèle) lieten we bij  ‘Hoofdstuk II’  de  

vanzelfsprekendheid, dat een programma rond een hoofdpersoon  

geconcipieerd wordt, al meer en meer varen. In Loesje Hamel,  

het prachtige, originele en internationale mode- en fotomodel,  

zagen we een nieuwe leading personality. Loesje was geen actrice  

of vocaliste maar wel een vrouw met een betoverende personality. 

Een vrouw waar je makkelijk verliefd op kon worden. Wat dan ook  

head over heals  Jan Cremer was overkomen. Overal waar ik met  

Loesje filmopnamen maakte, dook Jan op. Twee verliefde  

kinderen, het was prachtig. 

Het Leitmotiv voor  ‘Hoofdstuk III’ werd Jazz. Jazz in vorm, jazz 

in klank, jazz in taal. Jazz als vrijheid binnen de regels van een  

thema of afspraak of zoals bij Albert Ayler, Ornette Coleman  

nauwelijks of geen regels.  

Er werd inspiratie gevonden in  Kerouac en  Ginsberg, in zestiger  

jaren kunst, in action painting in de topmuzikanten van de  

Nederlandse jazz-scene en in het fascinerende boekje  ‘The Jazz  Word’. (ook voor fl. 2,95 aangeschaft bij de Slegte)

…het hoe.. 

hoe breng je iets dat je niet kan zien en niet kan voelen in 

beeld. 

In ‘Hoofdstuk III, jazz’ , zocht ik naar een mogelijkheid om de  

muziek niet alleen te kunnen horen, maar ook te kunnen zien.  

Hoe visualiseer je iets dat bestaat uit trillingen die je wel hoort,  

maar niet kan vastpakken of zien? 

Is het hoorbare ook zichtbaar te maken? Wat is het canvas van  

een tutti, hoe ziet de penseelstreek van de solist eruit?  

Nou had ik wel eens een technicus zien werken met een apparaat 

voor het afregelen van een bepaalde toonhoogte (bv 1000 Hz). 

Die toon produceerde een sinus waarvan de hoogte afleesbaar was op een klein rond schermpje (scope)

oscilloscope

Eureka kraaide Archimedes, terwijl hij naakt door de straten van  

Syracuse rende…!  

Dit apparaat opende de mogelijkheid om geluid niet alleen te  

horen, maar ook te zien.  

De (live) muziek werd als voedingsbron naar de oscilloscope  

gestuurd en danste daarop in golvende lijnen en uiteenspattende  

patronen via een camera naar de ‘eidophor’ .  

Wat we zagen was de rudimentaire vorm van ‘visual effects’,  

aangestuurd door geluid.  

Nu, zeker nadat  Apple rond het millennium dat effect standaard  

heeft ingebouwd in  iTunes , is het weinig spectaculair, maar 55  

jaar geleden was het nieuw. We zaten op een schip. Wisten niet 

waar we waren en ontdekten land waar nog niemand was geweest. 

Wie muziek in beeld brengt, toont (vrijwel altijd) de muzikant en 

het instrument. Daarin kan je het arrangement of de partituur 

volgen, de concentratie en inleving van de musicus of, wat ik  

regelmatig zie, hap/snap kiezen uit aangeboden shots onder het  

roepen van vast en cut. 

Van dat laatste ben ik geen liefhebber.  

Natuurlijk er zijn (live)concerten die je niet kan repeteren, maar je  

kan meestal wel heel veel voorbereiden. Bij rock- en popconcerten  

hoor je de muziek te kennen, zodat je je cameralieden kan  

voorbereiden. Tegenwoordig worden er voor een concert wel 20 

tot 30 camera’s ingezet. Dat is geweldig omdat je bij de editing 

elk accent, elke nuance, elk gebaar wel ergens op een camera 

hebt. Bij live-concerten moet je de onzichtbare muzikant van de 

beelden zijn. Aanvoelen wat er komt, anticiperen op de  

ontwikkelingen en heel belangrijk, zorgen dat je cameralieden  

hebt, die van de muziek houden, die een ‘mooi oog’ hebben en  

extern meekijken. 

In 1980 regisseerde ik een aantal optredens in de kleinere zalen 

van het North Sea Jazz Festival.  (Congresgebouw Den Haag) 

Video Hilversum, net in business met een nieuwe trein, leverde de  

faciliteit met 4 camera’s. De beeldmixer was nieuw en van een  

ander fabrikaat dan de mixers in de reportagetreinen van de NTS.  

Video Hilversum had nog niemand die ermee overweg kon.  

Omdat het synchroniseren van de hersens van de regisseur met  

de vingers van de schakeltechnicus, bij ongescripte ‘live’-opnames  

niet altijd gelijk loopt, liet ik Video H. weten dat ik in dit geval,  

liever zelf wilde schakelen.  

Prima!

Ik zag de reportagetrein voor het eerst bij het Congresgebouw in  

Den Haag tijdens de technische opbouw. De mixer lag als een  

vamp in de tafel. Verleidelijk als de maagd van Lorelei speelde 

ze ‘hard to get’ naar een jongeling die voor het eerst zijn vingers  

strekt, naar de liefde. 

De hardware bezat een uitgebreide schabloonmixer met als  

prikkelende nieuwigheid een instelbare soft-edge. Een tafel met  

mogelijkheden om tot nieuwe beeldcomposities te komen. 

Beelden met een andere impact dan ritmisch de musici en de  

instrumenten volgen via totalen, getrokken shots, mediums en  

close ups.  

Onderstaande clip toont een stukje uit een optreden van het 

Trio Kirk Lightsea, de begeleiders van Dexter Gordon. 

Zij speelden een voorprogramma, omdat Dexter spoorloos was. 

Anderhalf uur te laat en in kennelijke toestand, dook hij op. Misschien wel om  de verloren tijd in te halen zette hij op een razend hoog tempo een nummer in dat hij zelf alleen nog bij kon benen door veel lange noten en cliché’s te blazen.  

De ballads daarentegen, waren van ongekende schoonheid. 

Dat wel!

In 1984 vertrok ik met een klein Hollands team (Roland de  Groot art direction, Theo Houthuizen licht, Fried van der  Linden maquettes  en chef d’equipe  Gerrit den Braber) naar  

Boekarrest voor een co-productie met de Roemeense televisie.  

Roland de Groot en ik hadden een spelfantasie bedacht waarin  

twee vrouwen elkaar trachten af te bluffen met overtreffende  

verrassingen.  

Onze input betrof het creatieve deel, de Roemenen leverden de 

faciliteiten.  

Het was pionierswerk. De studio waarin we werkten (de best  

geëquipeerde en grootste die er was) had een vloer als een  

mountainbike-circuit. Hun trots, een bejaarde Vinten dolly, had  

vierkante wielen. We hebben eerst de vloer uitgevlakt met  

meubelplaat en de wielen naar een werkplaats gestuurd om weer  

rond te maken. Het team was geweldig en tot alles bereid, maar 

omdat onze productiemethodes nogal verschilden, was er een 

wat stroperige beginfase. Op de eerste productieochtend wilde ik 

alle betrokken op de studiovloer zien. Ik denk dat er wel een 

kleine 100 mannen en vrouwen waren. Ik vond het veel, maar 

ok, engagement is alles. 

Via een tolk sprak ik ze toe, toonde schetsen en maquettes en 

trachtte duidelijk te maken wat het plan was. Ze knikten, waren 

enthousiast en er was applaus. 

‘Ok’, zei ik, ‘dan gaan we nu beginnen’.  

Niemand vertrok.  

Nou ja, de cameramensen pakten een stoel en gingen achter hun 

camera zitten en de rest was op de vloer, druk met elkaar in  

gesprek. Ik vroeg aan mijn tolk waar de dames en heren zich zo 

over opwonden. Het bleek dat zij met elkaar bespraken hoe we 

het programma zouden gaan maken.  

Dat vond ik nogal grappig. Ik verzocht de dames en heren via de  

tolk om de studiovloer te verlaten, terug te keren naar hun  

ateliers en dat ze verder gaandeweg het proces wel zouden  

merken wat er van ze verlangd werd.  

Dat was duidelijk ongebruikelijk, maar men verliet de vloer en de  

meesten ook nog de studio. Dat de cameramensen op stoeltjes  

achter hun camera zaten vond ik geen goed idee.  

Ik sprak ze daarop aan. Bleek dat ze zelden of nooit met een  

camera reden en dat ze al helemaal nooit in ‘on’ een inzoom  

maakten. Uitzoomen was geen punt, zeiden ze. Maar inzoomen  

zat er niet in. In ‘off’ konden ze inzoomen. Scherp stellen en op  

cue probleemloos uitzoomen. Maar ja dat kan een kleuter ook. 

Kortom er viel de eerste dagen veel zendingswerk te verrichten. 

Ze beschikten over prima spots, maar hadden geen cinemoids. 

Die hebben we razend snel in laten vliegen, evenals hoogglans  

plakfolies en ander materiaal. 

We liepen tegen problemen aan, waar we totaal geen rekening  

mee hadden gehouden. Bijvoorbeeld schaarste. 

Met decor en kostuum had ik afgesproken dat we het programma  

in 4 kleuren zouden maken. 

Een paar weken voor aanvang productie, was ik ter controle en 

voorbereiding in Boekarrest en liet men mij o.a. de kostuums  

zien.  

Stralende gezichten, trotse blikken, die betrokken toen ze aan mij  

zagen, dat ik niet tevreden was.  Eugenie Brands die de  

kostuumtekeningen had gemaakt, had die voorzien van de stoffen 

in de juiste kleuren. Ik zei, dat de kostuums prachtig in elkaar  

waren gezet. Puntje precies, pico bello maar dat er van de kleuren  

niets, maar dan ook niets klopte. 

Daar klaarden, wonderlijk genoeg, de gezichten meteen vanop. ‘Ahhh, c’est une bagatelle’ , zeiden ze. (voertaal was Roemeens,  Russisch of Frans) 

‘Bagatelle’ bleek een woord dat we later (o.a. bij de kwaliteit van 

de studiovloer en  de staat van de wielen van de dolly) nog vaak zouden horen. 

‘Niks bagatel’ zei ik, dit zijn de kleuren, wijzend op de schetsen, 

en daarin moet het gemaakt worden. Ze hadden wel geprobeerd  

om stof in de gewenste kleuren te kopen, maar niet kunnen  

vinden. Sorry, maar het moet toch echt in die kleuren. 

De chef van de kostuumafdeling, zette een blikken trommeltje op  

zijn desk, nam daar een bundeltje ‘Lei’ (Roemeense munt) uit en 

stuurde een medewerkster, met de vier kleurenstaaltjes de stad  

in. Een paar uur later kwam ze met niets terug. 

Geen enkele winkel in Boekarrest verkocht stof in de gewenste  

kleuren. Het was er gewoon niet. 

Net zo min als er sinaasappels waren of vlees of brood. Ja, soms 

één dag en dan stonden mensen in lange rijen te wachten in de  

hoop een brood of een stukje vlees te kunnen bemachtigen. 

Overdag, werd bij 30 graden vorst, in de middag een aantal uren de  

elektriciteit afgesloten. Schaarste! 

Om 6 uur, als het journaal werd uitgezonden was er weer stroom.  

Dan ging de televisie aan en kon de bevolking kennis nemen van  

de grootse daden die Nicolae Ceausescu die dag weer voor het  

volk verricht had.  

De wereld in Roemenië was een andere dan die wij kenden.  

Schraal, arm, schaarste en …. Securitate. Er nooit zeker van zijn 

of je collega jou wel of niet bespioneerde. 

Op het kostuumatelier, had men getoond alles in het werk te stellen om te voldoen aan mijn 4 kleurenwens. Nu dat opnieuw niet gelukt was, bleef er, zo meenden zij, niets anders over dan maar te accepteren, wat voorhanden was. 

Maar ja, zo eenvoudig was dat niet. Hun ‘bagatelle’ was voor mij  

een onoverkoombaar obstakel. Met de virtuele parfumspuit complimenteerde ik ze voor hun inzet, enthousiasme en vakkennis, maar keurde desondanks de kostuums af. Paars voor geel en groen voor rood kon echt niet. Kostuums moeten harmoniëren en niet tegen elkaar schreeuwen en ruzie maken. 

Stilte! 

Teleurgestelde gezichten. 

Maar….., ik had een oplossing. 

Vanuit Nederland lieten we dozen vol tinnetjes textielverf 

in de gewenste kleuren opsturen. De kostuums werden uit elkaar gehaald, geverfd, opnieuw in elkaar gestikt en iedereen was gelukkig.

Mijn jarenlange 1e kameraman  Ruud Stienen hadden we uitgenodigd om een paar dagen in Boekarest te komen kijken.  

Als een Godsgeschenk stapte hij de studio binnen op het moment dat we aan de repetitie en opname begonnen van een redelijk gecompliceerd nummer met  ‘Flairck’. 

Ruudje was nog geen vijf minuten binnen of hij stond al achter 

de camera. Inzoomen, uitzoomen, pannen en rijden. De bekken vielen open.

Het programma heeft als titel: "it's All in the Game' en werd in 1985 de nationale inzending van Roemenië naar het Gouden Roos Festival in Montreux. Het programma werd daar onderscheiden met een ‘Special Mention’. 

Lange inleiding, maar ja, ook dit was programma-maken. 

Het complete programma is door iemand op  You Tube gezet.

https://www.youtube.com/watch?v=kYSSnPqxzcQ

Een ander voorbeeld van muziek vormgeven gebruikte ik in het openingsprogramma 3e Net op 4 april 1988. Het programma bevatte de U.S.P. van dat 3e net. 

Gids langs alle prachtige voornemens en plannen was  Peter Faber

De muzikale opening kwam van 3 pianisten:  Daniël Wayenberg, Louis van Dijk en Pim Jacobs .

Een paar jaar geleden maakte ik op verzoek van een vriend 

twee opnames die bedoeld waren als backgroundprojectie bij 

een theateroptreden van een pianiste/vocaliste. 

Het orkest is het: Millennium Jazz Orchestra o.l.v. Joan Reinders. 

Het project is ergens in de goede bedoelingen blijven steken. 

De tracks zijn nooit gebruikt. Voor wie interesse heeft, zijn ze 

te zien op mijn sitepage: 

http://www.bobrooyens.com/black_whitebg7.html

Titels:  ‘ To love’  en  ‘I’m not at all in love…’

20.4.2019