Herinneringen aan

WILLEM DUYS (1)

Bijna alles waar in "De Wereld draait door" 

geen tijd voor was.

     1963

     Ger Lugtenburg, geniale programmaleider van de Avro 

      kwam terug van een reisje Amerika en was enthousiast over 

      de Tonight Show

      Geknipt programmaconcept voor Willem. 

      Fred Oster en ik waren in zijn ogen ’t ideale vehikel om 

      ’t programma te maken. 

      Tonight Show? We hadden geen idee. 

      Nederland had 1 net. 

      Buitenland kon je niet ontvangen dus de Tonight Show zei 

      ons niks. Ger legde ’t uit. 

      Een man achter een bureau ontvangt gasten voor een 

      gezellig gesprekje. Tussendoor zingt iemand af en toe een 

      liedje en dat is het... 

      ‘O ja, en dan is er ook nog een ‘second banana’ . 

      ‘Wat is dat?’ 

     ‘Iemand die de hele show aanwezig is en af en toe iets zegt 

      of flink meelacht om een zwakke grap.’ (Tegenwoordig noemen 

      we zo iemand sidekick, tafelheer of tafeldame.) 

      Die leek me bij Willem nogal overbodig en is dus ook 

      nooit ter sprake gekomen. 

      Oster en ik deden samen redactie en samenstelling. Fred 

      bekommerde zich meer om de productionele consequenties 

      en ik om de regie. 

      ‘t Idee was weinig spectaculair. Nogal basic eigenlijk. 

      Ik dacht een simpele formule, geen ingewikkeld decor. 

      Ach weet je wat....eigenlijk maar helemaal geen decor. 

      Dus begon het programma op een kale bühne met alleen 

      een tafel en een paar stoelen. 

      Kranten, kan water, kan jus d’orange, flesje wijn onder 

      de tafel en klaar. 

      De rekwisiteur vond ’t wel wat mager en ongezellig dus 

      die zei: 'wat denk je van een schemerlamp'? 

      Dat vond ‘k toch wel iets te oubollig. 

      Goudvissenkom dan? Hebben we toch iets huiselijks? 

      Leek me ook nogal truttig, maar ja ‘k dacht ach misschien 

      zit er nog wel een leuk shot in die kom. Dus zet maar neer.

      Facilitair had ik 3 camera’s ter beschikking. Zoomlenzen 

      bestonden niet. Camera’s hadden aan de voorkant turrets 

      met daarop 5 verschillende lenzen. 

      Lang voor de close-up, kort voor het totaalshot. 

      Dollies waren niet meer dan rijdende statieven. Dat gaf veel 

      beperkingen ten aanzien van bijzondere shots en uitsneden. 

      Een vissenkom waardoor via de cameralens een fisheye-effect 

      bereikt kon worden leek me daarom wel aantrekkelijk.

      Ook in die tijd zag je een recycling van dezelfde koppen op 

      televisie, dus Oster en ik vonden het interessant om naast 

      de BN’ers uit die tijd, ook mensen te zoeken die niet bekend 

      waren, maar wel bijzonder. 

      Uit de eerste aflevering herinner ik mij nog Dutmar 

      de aardappelboer uit Haarlem. 

      Hij schreef in zijn vrije tijd toneelstukken over eigenheimers 

      en pappenheimers. Hij kon er niet alleen heel gedreven 

      over praten maar hij kon zijn gedachten heerlijk relativeren met 

      een aanstekelijke harde lach. 

      Dutmar schreef stukken zoals Permeke zijn schilderijen 

      penseelde. Stevig en aards met af en toe dialogen, zwierig 

      als de bloemetjesjurken van Laura Ashley. 

      Willem was verrukt. Hij meende dat er een nieuwe 

      Heijermans was opgestaan...en dat was knap want hij had 

      niks van de man gelezen. 

      Willem bereidde zich liever voor met een potje tennis en een 

      paar uur voor de uitzending een briefing tijdens een 

      rijsttafeltje bij Deli. (Een Indonesisch restaurant dat zich op 

      loopafstand bevond van ’t theater Concordia in Bussum. 

      De studio van waaruit we live uitzonden.) 

      Eerste uitzending stond gepland tot een uur of 10 ’s avonds 

      maar liep uit tot voorbij middernacht. 

      Misschien hadden Oster en ik ’t een beetje 

      overgeproduceerd, maar ’t lag toch voornamelijk aan Willem. 

      Als hij ’t gesprek leuk vond, ging hij gewoon nog een 

      halfuurtje door. 

      We wilden het live-karakter van het programma 

      benadrukken door af en toe Willen een live telefoongesprek 

      te laten voeren. 

      Satellieten waren er niet. Straalverbindingen veel te 

      kostbaar, dus zochten we naar alternatieven. 

      De telefoon! 

      In de eerste uitzending planden we een telefoongesprek 

      met Jean Smits, een sportproducer bij de Avro die in Zweden 

      was voor een internationaal ijshockytournooi. 

      Die avond zou de loting plaatsvinden. 

      Niet al te spectaculair, maar onze ambitie om te laten zien 

      dat we live waren gaf de doorslag. 

      Een telefoontje dat gepland was voor anderhalve minuut, 

      ontwikkelde zich bij Willem tot een gesprek zonder eind. 

      Ik riep tegen Oster pak een schaar en knip de telefoondraad 

      door. Maar dat ging ‘m toen kennelijk nog iets te ver, want 

      hij deed ’t niet. ‘t Gesprek duurde langer dan 20 minuten. 

      Tot slot van de uitzending zou Willem een tv-recensent 

      bellen, om van hem te horen wat hij van de uitzending had 

      gevonden. 

      Maar omdat de uitzending uren was uitgelopen liet Willem 

      dat maar schieten en belde hij met z’n moeder. 

      Nou die oordeelde niet onverdeeld gunstig. Ze was kritisch 

      prees ‘m ook, maar vond wel dat ‘t nou lang genoeg had 

      geduurd en dat ’t tijd werd om te gaan slapen. 

      Ontroerend slot van een gedenkwaardig begin.

Bob Rooyens

juni 2011

5.7.’11

Herinneringen aan Willem Duys (3 slot)

De internationale doorbraak

die er niet kwam...

‘t Is ergens voorjaar1983. 

      Telefoon gaat. 

      ‘Bob met Willem. ‘k Heb een idee en dat zou ik graag eens 

      met je willen bespreken.’ 

      Vier jaar eerder was na 175 afleveringen de ‘Vuist’ gestopt. 

      De Vuist die hoeken en uppercuts uitdeelde waar Nederland 

      van stond te trillen, was verwaterd tot een knuistje.

De zondagochtend werd nu voor Willem en voor vele 

        honderdduizenden Nederlanders de hoogmis, waar hij de 

        hoogte, diepte en breedte van zijn muzikale plezier kon 

        celebreren. 

        Met een stem die smeerde als roomboter, betrok hij de 

        luisteraar in een avontuurlijk complot van muzikale 

        contrasten en verrassende kennismakingen. 

        ‘Muziekmozaïek’ was geluk op zondagmorgen. 

        Met je geliefde in bed, of ontspannen aan een kopje koffie 

        met een croissantje. 

        Een therapeutisch anker na een hectische week. 

        Daarnaast deed hij met zichtbaar veel plezier mee aan 

        allerlei lichtvoetige programmaatjes als Babbelonië en 

        hoorde hij onlosmakelijk bij het Eurovisie Songfestival.

Even een kleine terzijde: 

         In datzelfde jaar 1983, produceerde en 

         regisseerde ik het nationale song- 

         festival. 

         Bernadette won. ....’Berna wie....? 

         Ja, Toppers! 

         Bernadette (Eindigde wel als 7e!) 

         Op 23 april was ik namens de NOS bij 

         de Europese finale in München. 

         Willem verzorgde zoals altijd het 

         commentaar. 

         ‘Bob’ zei hij, ‘waarom kom je tijdens de 

         uitzending niet bij mij in de 

         commentaarcel zitten. Glaasje wijn 

         erbij. Je kan nog eens opstaan en de 

         benen strekken.’ 

         Een vooruitzicht dat oneindig veel 

         aantrekkelijker was dan uren vastgepind 

         op een stoeltje hokken in een zwetende 

         zaal vol geloof, hoop en tegen beter weten in. 

         De eindeloze uren die een songfestival 

         over het algemeen viert met afgelikte 

         cliché’s en composities die zijn voortgeko- 

         men uit het brein van een 

         hersendode, zijn geen pretje om uit te 

         zitten. 

         Dit keer was ’t een feest. 

         Onder ’t genot van een mooi glas wijn, (Althans voor mij. Willem’s drankconsumptie was tijdens de uitzending zeer, zeer matig.) 

         buitelden zinnen als acrobaten uit zijn 

         mond. 

         Lenig en soepel, mooie woorden, 

         kritische noten, prikkelende 

         toelichting en tijdens de performances 

         met mij converserend over de 

         megalomanie van Ludwig II en zijn 

         theatrale scheppingsdrang. 

         Hohenschwangau, Neuschwanstein, 

         Herrenchiemsee en het prachtige 

         theatrale Linderhof. 

         Moeiteloos gleed Willem, uit een gesprek, 

         bij de laatste maten van een optreden 

         terug in zijn verantwoordelijkheid als 

         commentator. 

         Je moet erbij geweest zijn, om ’t te 

         geloven.

Terug naar ’t begin van dat jaar. 

        Willem kwam langs en vertelde zijn idee. 

        Hij wilde serieuze gesprekken voeren over zaken die er toe 

        doen, met mensen die er toe doen. Hij had, vond hij, na de 

        Vuist met veel plezier clownesk en grappig lucht verplaatst, 

        maar was nu wel toe aan iets substantieels. 

        Uit piëteit tegenover Willem zal ik het idee niet helemaal 

        onthullen, maar sinds ik vorige week bij mijn beeldschone en 

        zeer deskundige mondhygiëniste hoorde dat één van haar 

        klanten (een topdog van een facilitaire toeleverancier) haar in 

        de stoel opbiechtte dat hij met Willem had gewerkt aan een 

        groot journalistiek project, waarbij hij inderdaad namen 

        noemde die op het lijstje van Willem en mij voorkwamen, voel 

        ik me wel vrij om er iets over te zeggen. 

        ’t Was een rudimentair idee met internationale potentie. 

        Ik raakte enthousiast. Een prikkelend plan, dat erom 

        smeekte, te worden omgezet tot een programma. 

        We lieten het stuiteren en rollen. Bekeken het van voor 

        naar achter en van boven tot onder. 

        Gesprekspartners zouden worden gerekruteerd uit het 

        topsegment van kennis en kunnen. Uit mannen en vrouwen 

        die algemeen, maar zeker ook in eigen kring, gezien en 

        aanvaard worden als de beste, meest vooraanstaande of 

        gezaghebbendste. 

        Ver weg van ‘Wisdom of the crowd’ maar op de lip van 

        ‘decisionmakers’ en ‘trendsetters’, ‘beroemdheden, denkers, 

        kunstenaars, geestelijken, politici, wetenschappers, militairen 

        en captains of Industry’. 

        Niet in Nederland, nee mondiaal! 

        Het bijzondere school niet alleen in de keuze van de 

        protagonisten, maar mede in de vraagstelling, de vorm van 

        de vraagstelling, de samenstelling en de montage. 

        Ik was verrast. 

        Dit was andere koek dan de gezellige mantra van de Vuist; 

        ‘het kind, de oude man en het dier’ of grappige opmerkingen 

        maken bij een televisiespelletje. 

        Dit was een zoektocht naar de waarheid. Niet Socratisch, 

        maar vanuit de Nietzschiaanse gedachte dat de waarheid 

        niet bestaat. De waarheid is voor velen de optelsom van 

        meningen die het meest met elkaar overeenkomen. 

        ‘Ik houd mij maar aan de feiten’, is een zin waarmee politici 

        zich graag smukken als monopolist van de ‘waarheid’. 

        Dat is hoogmoedig en arrogant. 

        Waar opposanten dezelfde feiten aanvoeren en tot diametraal 

        tegengestelde conclusies komen, is de waarde van het feit 

        niets meer dan de interpretatie die er aan gegeven wordt.

Ik vroeg of hij er met de Avro over had gesproken. 

        Dat was niet ’t geval. ’t Idee was nog nat van de geboorte 

        en bovendien vroeg Willem zich af, of we het idee niet 

        zelfstandig konden gaan produceren. 

        Hij kende een Hollander in Monaco, die financieel lekker 

        geboerd met schepen en die wel zin had om zijn 

        neus eens te poken in de stras, de veren en de netkousen van 

        de showbusiness. Hij bewonderde Willem en was zeer bereid 

        om voor de ideeën en gedachten van zijn held, de knip te 

        trekken. 

        In gedachten zag ik beide mannen lunchen op het terras van 

        Café de Paris schuin tegenover het Casino. Willem verspreidt 

        de geur van populariteit en roem, de ‘Portefeuille’ verspreidt 

        de geur van geld. 

        De mannen nemen nog een slok van hun portje en zien in 

        hun fantasie, hoe monumentale deuren openzwaaien naar de 

        poses van de macht, de schoonheid van de kunst, de kracht 

        van de liefde en de manipulatie van de geest. 

        De Portefeuille snuit zijn neus en dept een traan. 

        Willem knort en James Taylor zingt: “You’ve got a friend’.

Eén van de beroemdheden die Willem graag voor zijn 

        idee zou willen interviewen was Liv Ullmann. Fenomenaal 

        internationaal actrice van Noorse origine. 

        Muze van Ingmar Bergman. 

        Een grote wederzijdse liefde die nooit leidde tot een huwelijk, 

        beide waren al gehuwd, maar wel leidde tot een dochter. 

        Ze won talloze internationale awards voor zowel theater- als 

        filmrollen en trad in 1980 in de voetsporen van Danny Kay 

        als ambassadeur van Unicef. 

        Willem wist dat ik haar kende en vroeg me haar te willen 

        polsen. Dat heb ik gedaan, ze vond ’t een prikkelend idee en 

        zegde haar medewerking toe.

’t Is Zaterdagavond 23 juli. Ik heb net 

        vanuit Kiel een live uitzending achter de 

        rug op Duitsland 1. In het Maritim Hotel 

        treffen staf, crew en artiesten elkaar om 

        een geslaagde uitzending te vieren. Ik 

        drink een glaasje met Gitte. Ze heeft op 

        dat moment een dampende relatie met 

        Andrew Lloyd Webber en omdat zij en ik 

        elkaar goed kennen, lult ze bubbelend als 

        een fles ‘Pernod-Ricard Perrier-Jouet’ 

        over haar nieuwe liefde. 

        Mijn kinderen Rinke 13 en Roene 11 zijn 

        er ook bij en inmiddels afgetaaid naar 

        hun kamer. 

        De volgende ochtend zal Suzanne mij op 

        weg naar huis, afzetten op de luchthaven 

        van Hamburg. Daarvandaan vlieg ik naar 

        Oslo om later, na een (naar zal blijken) 

        eindeloos durende treinreis, Willem, Mary 

        en de financier te treffen in Sandefjord. 

        Als ik de hotelrekening krijg blijkt dat er 

        gisteravond onophoudelijk druk verkeer is 

        geweest tussen roomservice en de kamer 

        van mijn kinderen.

Ik vlieg over Kiel op weg naar Oslo. 

        Daar beneden ligt de geschiedenis van gisteren. 

        Eindelijk in Sandefjord, tref ik in de lobby van het hotel 

        Willem, Mary en de financier. 

        ‘k Had een wat bejaarde kerel verwacht, maar hij blijkt een 

        redelijk goed uitziende blonde midden veertiger. 

        Ze zijn in gesprek met Donna Lynton en echtgenoot. 

        Donna heeft die avond een zeer goed betaalde schnabbel voor 

        een exclusief gezelschap in hetzelfde hotel. 

        Grappig, nog maar kort geleden stond ze ergens in een 

        Nederlandse show voor mijn camera’s en nu treffen we 

        elkaar in een onbekend dorp in Noorwegen. 

        Raar. 

        Wij hebben om acht uur een dinerafspraak met Liv. 

        Voor mij een hartelijk weerzin, voor Willem, Mary en de 

        Portefeuille een aangename kennismaking. 

        Liv is een bescheiden vrouw, wars van sterallures. Gedreven 

        in haar vak. Bewogen in haar werk voor Unicef. 

        Willem was hoffelijk, charmant en won snel haar vertrouwen. 

        Het was een prettige avond. Willem lichte ’t idee nog eens toe. 

        Er werd breed en aangenaam geconverseerd. De Portefeuille 

        was wat stilletjes. Hij bleek als een blok voor Liv gevallen en 

        keek haar schaapachtig verliefd aan. Toen ik ’t door had, vond 

        ik ’t nogal ongemakkelijk, maar Liv leek eraan gewend en 

        negeerde de blikken van de duitenman. 

        Nadat we een afspraak hebben gemaakt voor de opname op de 

        volgende dag, nemen we afscheid. 

        Na Kiel en de reis naar Sandefjord ben ik inmiddels ook wel 

        een beetje gaar. Ik wens iedereen welterusten en ga naar bed.

De volgende dag ben ik al vroeg wakker. Ik drink een kop 

        koffie en loop ’t dorp in. Hoewel de taal nauwelijks te verstaan 

        is, merk ik als ik voor de krantenkiosk sta, dat ‘ie leest als 

        Nederlands. 

        Om 10 uur heb ik afgesproken met een Noorse cameraman. 

        Aanbevolen door mijn vriend Gernot Roll, dus dat zit wel goed. 

        Hij is zo midden dertig, ervaren, goeie reputatie, prettig mens. 

        Ik vertel ‘m wat ik nodig heb en wijs ‘m de ruimte waar we 

        zullen draaien. 

        Samen met zijn assistent gaat hij opbouwen en uitlichten. 

        Om half twee gaan we draaien. 

        Verbazingwekkend genoeg, bewandelt Willem tijdens de 

        opname geen zijpaden die er voor het concept niet toe doen, 

        maar houdt hij zich aan de route die we vooraf hebben 

        uitgedokterd. 

        Ik zie hoe een prikkelend idee vorm krijgt en zich omzet tot een 

        spannend programma met internationale allure en potentie. 

        Liv is geen politica die kool en geit spaart, taal wordt bij haar 

        geen voertuig van verhullen en toedekken, maar van oprechte 

        gedachten en emoties. Met hart en hoofd, scheidt ze ‘Wahrheit’ 

        van “Dichtung’ en zo ook, reageert ze met respect maar zonder 

        onderscheid naar macht of persoon, op de vragen die Willem 

        haar stelt. 

        Na de opname is iedereen in opperbeste stemming. 

        Liv nodigt ons uit om later op de middag, bij haar boven op het 

        basalt met uitzicht op het fjord, een glaasje te komen drinken.

Zo rond een uur of vier zijn we bovenop de berg bij haar 

        cottage. Een voornamelijk uit hout opgetrokken 60er jaren 

        bungalow waar ze samen woont met haar dochter. 

        De vlag hangt uit. 

        ‘Een Noorse gewoonte om te laten weten dat je thuis bent’, zegt 

        ze. Willem verteld dat zoiets in Nederland ’t privilege is van 

        maar één vrouw, de koningin. 

        Liv zegt dat ‘ie tegenwoordig altijd wappert, omdat de 

        afwezigheid van de vlag door inbrekers werd opgevat als een 

        uitnodiging voor een kraak. 

        We zitten op het terras. 

        Glaasje wijn. 

        Heerlijke namiddag. 

        Het fjord is immens breed. 

        Kolossale vrachtschepen hebben ’t formaat van kleuter- 

        speelgoed. 

        Het water is ijl golvend zilver. Zuiver als ‘t ‘l’âme d’agneaux van 

        Jan van Eijck.

Hier boven op de rots, in alle stilte en rust zou je je ook 

        makkelijk eenzaam kunnen voelen. Hier gebeurt niets. 

        Af en toe suist een vogeltje door de lucht. Andere geluiden 

        dringen hier niet door. 

        Liv vertelt dat in 1981 toen zij in New York was, een vriend 

        van haar, de auteur John Briley op deze plek het scenario 

        heeft geschreven voor de film Ghandi. 

        Ik had de film gezien. Ik kon wel snappen dat Briley hier 

        de afzondering en een zekere mate van ascese vond die hij 

        voor het script nodig had.

Voor ons ligt een zwembad, maar hoewel ’t prachtig weer is, 

        is het potdicht afgedekt. 

        Als Willem vraagt of ze er veel gebruik van maakt, is het 

        verrassende antwoord: ‘Nee, nooit’! 

        Ze vertelt dat ze onlangs als ambassadrice van Unicef in 

        Bhutan is geweest. Eén van de minst ontwikkelde landen ter 

        wereld. Een arm koninkrijkje ingeklemd tussen China en 

        India. Ze hoorde daar het schrijnende verhaal van een moeder 

        die tijdens een grote droogte een keuze moest maken voor haar 

        zwakke, zieke kind, tussen geen water of vergiftigd water. Dat 

        had haar zo aangegrepen, dat ze nooit meer met een goed 

        gevoel, zich de luxe wilde permitteren om in haar zwembad te 

        liggen. 

        Ik opperde dat ’t zwembad haar misschien juist de kracht 

        en energie kon geven, waardoor ze op een effectieve manier 

        haar werk voor de armste en zwakste kinderen van de wereld 

        succesvol kon doen. Ze glimlachte me toe. Mijn morele 

        chantage had een puntje gescoord.

’t Is een leuke ontspannen middag. 

        Willem is gelukkig, Mary babbelt er met Liv gezellig op los en 

        de Portefeuille doet af en toe met het afhangende gezicht van 

        een verliefde hond, een paar duiten in het zakje. 

        Ik vermoedde dat hij de idolisering van het ikoon verwarde 

        met liefde, of verliefdheid. 

        Maar ’t was wel schattig.

Als ik een plasje wil doen, word ik naar een houten hutje van 

        een vierkante meter op een stuk basalt verwezen, zo’n 50 

        meter buiten de cottage. 

        Ik weet niet wat ik zie.

Daar hangt aan 4 houten wandjes de jubel en waardering voor 

        Mrs. Ullmann’s werk en prestaties, van de groten der aarde. 

        ‘k Zie van The White House, een handgeschreven brief van 

        president Carter, ‘k zie brieven van gekroonde hoofden, 

        van Kissinger, van het Vaticaan, van Koch de burgemeester 

        van New York, Hellnwein (een graficus die ik persoonlijk erg 

        bewonder), Roncalli, Paul Newman, Andy Warhol.... 

        Prachtig! 

        Dit is een onovertroffen statement van nederigheid en 

        relativering. 

        Verreweg de meeste mensen lijsten dat soort brieven in en 

        hangen die ergens goed in ’t zicht voor de bezoeker. 

        Zij relativeert de loftuitingen terug tot behang voor het 

        schijthuis.

Rond een uur of zeven nemen we afscheid en gaan in het 

        hotel dineren. 

        We zijn ’t er zeer over eens, dat we een geweldig project in 

        handen hebben. Zeker met engels als voertoon en bezet met 

        de prominenten die ons voor ogen staan, ligt de weg naar 

        een internationale breakthrough voor Willem open. 

        Ik vraag hem of ik de cassettes mee naar Holland zal 

        nemen om ‘t materiaal te spotten en te ordenen voor editing, 

        maar Willem neemt de cassettes liever mee naar 

        Frankrijk. Hij kan eigenlijk niet wachten, om het resultaat 

        te zien. 

        Na een tijdje bel ik ‘m eens om te vragen wat hij ervan vond 

        en of ’t geen tijd werd, om ‘s wat vaart te zetten achter de 

        volgende stappen. 

        Willem zegt dat hij ’t materiaal nog niet gezien heeft maar 

        dat hij mij op korte termijn over de voortgang zal informeren. 

        ‘k Hoor niks. 

        ‘k Zal ‘m daarna vast nog wel een keertje gebeld hebben, 

        maar de orde van de dag roept en ‘k zat tot over m’n oren in 

        het werk. 

        Het prachtige plan is uiteindelijk in een soort niets verdwenen. 

        Willem heeft mij nooit verteld waarom hij ’t heeft laten liggen. 

        ’t Was het perfectie idee om zijn carrière een internationale, 

        verdieping te geven. Het omvatte, journalistiek, human interest 

        en verbluffing. 

        Het idee was Willem. 

        Onbegrijpelijk dat ’t nooit verder is gekomen dan dat ene 

    interview in Sandefjord.