Ervaringslessen: 1
19 Maart j.l. werden in het Pakhuis de Zwijger door de
‘Dutch Directors Guild’ en Vevam , collega’s in verschillende
categorieën onderscheiden voor de beste regie in hun genre.
Zelf werd ik geëerd en gelauwerd met een ‘Carrière Award’.
In een vraaggesprekje met Eric Blom, kwam onder andere de
ontwikkeling van het vak en in relatie daarmee, de veranderende
rol en betekenis van de regisseur, van ‘vroeger’ (begin jaren zestig)
tot nu, aan de orde.
Nou was de avond een feestje.
Veel vrolijkheid. Meer luchtigheid dan gewichtigheid en dat is
ook volkomen terecht. Maar kennelijk, gezien de reacties, waren
er meerderen geïnteresseerd in de ontwikkeling van toen naar nu.
Vandaar dat ik een aantal van mijn ervaringen heb samengevat
in ervaringslessen.
Een verhaal dat begint met ‘vroeger’, zit vrijwel meteen in de
problemen.
‘Vroeger’ is een woord dat niet lekker in de mond ligt.
Het heeft geen bite, geen glamour. Eerder de vriendelijke gloed van
een warme stoof voor bejaarde koude voeten.
‘Vroeger’ is veelal de proloog voor een ouwe lullenpraatje.
Maar, vroeger is ook de plattegrond waarop staat wat er nu is.
Mooie programma’s, lelijke programma’s, programma’s die entertainen,
die vervoeren, vervelen, iets leren, shockeren, aaien en pleasen.
In 1962, stuurde de Avro mij naar de eerste regiecursus die de
gezamenlijke omroepen hadden geïnitieerd.
Duur opleiding 2 maanden. Wat mij ervan is bijgebleven zijn
de ontmoetingen met een aantal prikkelende personalities.
Bevlogen regisseurs die in de euforie leefden van een nieuwe
liefde. Van passioneel geëmotioneerd, Willy van Hemert tot
briljante eenvoud (less is more) Leen Timp.
Van motiverend, zelfverzekerd Walter van der Kamp tot
extreem ontdekkend Kees van Iersel. Van inspirerend
beeldend Peter Zwart tot grondlegger van de literaire show
en mijn latere mentor Jef de Groot .
Ik begon in een tijd dat de beelden zwart/wit waren, camera’s
niet te tillen en zoomlenzen nog niet bestonden.
Uitsnedes werden gemaakt door het voordraaien van lange of
korte lenzen die op een zogenaamde turret waren gemonteerd.
In draaiboeken werden niet alleen de shots genoteerd,
maar ook met welke lens dat shot gemaakt moest worden.
Geen chroma-key, geen effectmachines, geen bewegend licht,
geen ledscreens, geen beeldbandregistratie, geen editing.
Drie camera’s en daar moest je het mee doen.
Ervaringsles 1: gezag
(laat je niet manipuleren of gek maken)
Eén van de programma’s uit mijn beginperiode was een
soloprogramma rond Dakota Staton . (Werd samen met
Sarah Vaughn en Ella Fitzgerald gerekend tot de beste
jazzvocalisten ter wereld.)
Opname: Studio Concordia (omgebouwd theater in
Bussum).
Qua televisievormgeving was het de tijd van zetstukjes.
Ging een liedje over de liefde (wat nogal eens voorkwam)
dan stond er wel ergens een hart, een cupido of een
Biedermeiertje met rozen.
Bij ‘Summertime’ een zonnetje en bij ‘Blue Moon”…..
nou ja, je snapt het wel.
Ik hield daar niet van.
Past al helemaal niet bij jazz.
Dat is de muziek van het rauwe vlees, van bodyandsoul,
van echt en oorspronkelijk.
Ik had bedacht om de ballads in wit op te nemen en de
uptempo nummers in zwart, waardoor ik via de optische bank,
(filmtrucage) als een paard op een schaakbord van het ene
nummer naar het andere kon springen. Van snel naar slow
en vice versa.
’s Middags nam ik de ballads op. (witte horizon)
’s Avonds de uptempo nummers. (zwarte gordijnen)
De begeleiding bestond uit een gelegenheidscombo van
Nederlandse muzikanten onder leiding van Frans Elsen.
De persoonlijke begeleiding van Dakota lag bij haar
echtgenoot. Een lid van de Muslim Brotherhood die na de
avondpauze, waarin de muzikanten bij het eten een biertje
hadden gedronken, ontstak in razernij. Hij eiste van mij
dat ik de muzikanten zou vervangen vanwege het feit dat
ze naar alcohol roken.
Ik heb hem uitgelegd dat in Nederland andere regels
golden dan die hij zichzelf had opgelegd.
Om de muzikanten te straffen liet hij de uptempo nummers
aanzienlijk sneller spelen als normaal. Het programma
was zeker 10 minuten korter dan het zou zijn geweest bij
een normaal tempo.
Dat was voor de muzikanten geen pretje.
Daarbij had ik in de loop van de middag nog een andere
opstandigheid moeten dresseren. Eén van de drie camera-
mensen meende dat hij beter gekwalificeerd was om
regisseur te zijn dan ik. Hij pleegde voortdurend obstructie,
zette andere shots voor, dan die ik wilde zien. Het is een
vaker voorkomend fenomeen, waar nieuwe jonge regisseurs
mee te maken kunnen krijgen. De vraag om een beetje professioneel te zijn hielp niet. Hij bleef dwarsliggen
en daarmee ook de sfeer in de ploeg saboteren.
Ik heb hem toen maar even apart genomen en gezegd dat
hij naar huis kon gaan.
De twee overgebleven cameralieden, werkten daarna voor vier.
De onbemande camera zette ik op een krap totaal.
Niemand iets van gemerkt. Het sprak zich binnen de
destijds nog redelijk kleine kring van cameralieden natuurlijk
wel door en het na-ijleffect was heel gunstig.
Nooit meer dat soort problemen gehad.
Temeer, omdat er al snel een natuurlijke selectie plaats vond
van mensen die qua smaak, ambitie en talent bij elkaar pasten.
Nabewerking: Uit de baarmoeder van zwart/wit televisie was nog maar
net een bewegend, transporteerbaar plaatje geboren.
Apparatuur om die plaatjes te kunnen editen en bewerken, zou nog
lange tijd op zich laten wachten.
Omdat het continuety-idee van een soort schaakbord, een bewerking
vereiste op de optische bank liet ik het programma opnemen op
16mm tele-recording. Dat is de enige reden waarom het programma
de begintijd heeft overleefd. Alle beeldbandopnames uit die tijd zijn
gewist, verbrand of weggegooid.
Mij was al snel duidelijk dat het medium zelf, de elektronica,
een authentiek stuk gereedschap is, dat de creativiteit van de maker
meer mogelijkheden bied dan het in een bepaalde volgorde zetten
van verschillende uitsnedes.
.
Techniek is gereedschap. Het is het penseel en de verf van de schilder,
het zijn de letters van de literator. Rembrandt gebruikte hetzelfde doek,
dezelfde penselen en dezelfde verf als andere schilders toen en nu.
Het gereedschap is geen resultaat. Hij of zij die het gereedschap hanteert
is het resultaat.
De inhoud van schilderijen is bijna altijd dezelfde. Landschap, stilleven,
personen, dieren, strepen, lijnen, vlakken, stippen, of een combinatie
daarvan. Het individu maakt er een: Francis Bacon, een Rauschenberg,
een Goya, een de Lempicka, Max Beckman, Grünewald, Hockney of
Jackson Pollock van.
....maar daarover later meer.
BR_ 3.4.'19