60 Jaar Televisie in Nederland 

      Mooi moment om de stand van het medium ’s te evalueren. 

      De belangrijkste ontwikkeling is niet de techniek, maar de 

      macht. Die heeft zich verplaatst van regisseur naar 

      producent. Van omroep naar netmanager. Van programma 

      naar geld verdienen. 

      Televisie werd oorspronkelijk geleid door mensen die met lijf 

      en ziel waren geworteld in programma maken. 

      Het programma was het doel. 

      Nu is het programma middel om andere doelen na te streven. 

      Geld (de Mol), macht (Murdock), omzet (Unilever, Cola, Sony) 

      Jerry Mander (auteur van:  4 Arguments for the elimination 

      of Television ) stelde vast dat 70% van de informatie die 

      door de media (tv, radio, bladen, boeken, kranten, films) 

      verspreid wordt, in handen is van 7 bedrijven. Van die 70% 

      wordt 50% gecontroleerd door 3 bedrijven: TimeWarner, 

      Disney en Fox

      Die verwevenheid van macht en media zie je ook in 

      Nederland. De Telegraaf heeft ’t via campagnes in de krant 

      klaar gespeeld om een eigen podium te verwerven in het 

      Publieke Bestel en toen Unilever ’t niet meer opportuun vond 

      om Life & Cooking te financieren, verdween het programma. 

      Punt! 

      Omdat het risico op boetes niet meer opweegt tegen de 

      voordelen van de merchandising stopt de Tros nu met ’t 

      uitzenden van kinderprogramma’s (Studio 100 producties, 

      K3, Kabouter Plop, Piet Piraat etc) 

      Dat ’n publieke omroep op grond van merchandising- 

      problemen met programma’s stopt is een opvallende nieuwe 

      ontwikkeling.

      

       Van commerciële televisie zijn de doelen duidelijk. Dat die 

        aangestuurd worden door commercieel getrainde marketeers 

        en managers ligt voor de hand.’t Bombardement van de 

        alpha-golven in de hersenpan dient ter verspreiding van de 

        boodschap en ter stimulatie van de consumptie, de core- 

        business van de reclame. 

        ’t Uiteindelijke doel is tenslotte geld verdienen.

        Van een Publieke Omroep zou je mogen verwachten dat ze 

        geleid wordt door mannen en vrouwen bij wie het programma 

        prioriteit nummer 1 is. Wat mij betreft gedomineerd door 

        mensen die uit het vak komen en daar ook hebben 

        aangetoond, benul te hebben van programma maken. 

        Dat is niet zo. De huidige kern van de publieke omroep wordt 

        geleid door managers en vergadertijgers met een borst vol 

        titels. 

        Noch in de Raad van Bestuur van de Publieke Omroep, noch 

        in de raad van toezicht, zit één programmamaker. Wel zag ik 

        in die raad een lid met 29 betaalde nevenfuncties

        Tja....! 

        Ook omroeporganisaties, worden over het algemeen, met 

        uitzondering van een enkele als BNN en Max, geleid door 

        managers en juristen. 

        Is dat erg? 

        Ja! Dat vind ik wel. Ik heb veel gehad aan het feit dat Ger 

        Lugtenburg (programmaleider Avro) zelf een gedreven 

        regisseur en -producer was geweest. Als hij iets tegen me zei 

        dan had dat oneindig veel meer betekenis dan een gesprek 

        dat plaats vindt op basis van een gezagsverhouding. 

        Andersom, als ik ‘m iets vroeg, was zijn mening niet alleen 

        van betekenis, veelal was de impact inspirerend en verliet je 

        zijn kamer in een roes van blijdschap over een zojuist 

        ontvangen cadeautje. 

        Omroepen werden scherp gehouden door opmerkelijke 

        programma’s van andere omroepen, maar toch vooral door 

        discussie en debat van binnenuit. 

        Die kritische laag is met de komst van de commerciële 

        televisie verdwenen. De beste mensen vertrokken naar de 

        vrije producenten. Anderen werden freelance en wat 

        overbleef waren medewerkers die vasthielden aan de 

        reddingsboei van het vaste dienstverband en bij wie in veel 

        gevallen ambitie en avontuur veranderde in ontevredenheid 

        en chagrijn. 

        Waar ooit, naast de ‘run of the mill’ de zoektocht naar de 

        identiteit en mogelijkheden van het medium werden 

        gestimuleerd, geldt nu het adagium van copy/paste. 

        Succes wordt uitgemolken en schaamteloos gekopieerd. 

        Programma-ideeën zijn niet meer het product van fantasie 

        maar van marketingcriteria. 

        TV-lab is een mooi initiatief om ruimte te scheppen tegen 

        vanzelfsprekendheid, gemakzucht en het ‘doe nou maar 

        gewoon’ syndroom, (kon jammer genoeg nergens de 

        samenstelling vinden van de vakjury. Wie zijn    

        die beslissers en aan welk meetlatje worden de ideeën 

        getoetst?) maar goed het is een druppel van hoop. 

        Een drenkeling in de ‘mer a boir’ van op resultaat gerichte 

        producties.

        ’t Idee om mensen met kennis van binnenuit meer te 

        betrekken bij leidinggeven, is met name de mantra waarmee 

        Johan Cruyff Ajax en via zijn University, de sportwereld 

        bestookt. 

        Zoals iedereen kan volgen, blijken dat moeilijke processen te 

        zijn. Je krijgt de indruk dat beroepsbestuurders liever niet te 

        maken hebben met ervaring en kennis van zaken. Daar geldt 

        het aloude adagium van het dorp, waarbij de dokter, de 

        dominee, de notaris en de burgemeester wel uitmaakten wat 

        goed is voor de dorpelingen. 

        De besturen van de traditionele omroepen, zijn net als de 

       Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht, ook volgepakt 

        met juristen en vergadertijgers. Je mag er toch van uitgaan, 

        dat de opdracht aan het bestuur luidt, dat het de belangen 

        van de vereniging dient, beschermt en behartigt. Toch heeft 

        al die potentie bij elkaar niet kunnen verhinderen, dat de 

        omroepen hun autonomie hebben ingeleverd en nu min of 

        meer met de pet in de hand en de vinger op de naad van de 

        broek, bij de netmanager toestemming moeten vragen om 

        een programma in het zendschema opgenomen te krijgen. 

        Omroepen zijn net als commerciële zenders voor een groot 

        deel productiehuizen en inkoopbureaus. Er is wel een ver- 

        schil: de commerciëlen moeten verdienen aan programma’s, 

        de publieke omroepen niet. Is dat zichtbaar in de program- 

        mering? Een beetje, maar zo’n 80% is niet specifiek identifi- 

        ceerbaar. Er wordt door de commerciëlen met veel geld 

        gerammeld om populaire presentatoren van de publieke 

        omroep tot een overstap te bewegen. Niet omdat ze 

        publieke programma’s maken, maar programma’s voor een 

        groot publiek. Daarvan rinkelt de kassa en dat is toch waar 

        commerciële televisie om draait. 

        Er is veel veranderd in 60 jaar.

        Het instituut Beeld & Geluid organiseert met enige regelmaat 

        bijeenkomsten om die 60 jaar te gedenken of te vieren of 

        zoals ikzelf mocht meemaken te debiliseren en te verdraaien. 

        Waarschijnlijk omdat ik ook nog wel eens een spelshow in 

        elkaar heb gezet: (Wedden Dat, Love Letters, Doet ‘ie ‘t, 

        100.000 Show, SterrenShow)

      kreeg ik een uitnodiging voor een bijeenkomst onder de titel 

      RetroQuizShow. 

      Zonder al te veel duiding en samenhang was het deksel van 

      de oude doos geschroefd en werden er wat montages van 

      fragmenten geprojecteerd. 

      De presentator had behalve een guitig bekkie ook een lollig 

     gouden glitterjasje aangetrokken en deed reuze z’n best om 

      een zaal met vakgenoten in beweging te krijgen. 

      Onbegonnen werk! 

      De oude Kraay zei in zo’n situatie wel ’s tegen me: 

      ‘God, wat kan die man hard werken’. 

      De presentatie leed ook onder technische pech, waarbij films 

      niet wilden starten, quizknoppen niet werkten en een 

      spelletje met de aanwezigen leegliep als een te slap 

      dichtgeknoopt luchtballonnetje. 

      De antenne van Mies Bouwman signaleerde bij deze 

      gelegenheid, een onvruchtbare bodem voor de door haar 

      voorbereidde speech, zodat ze die maar wegliet en de middag 

      verder overliet aan de presentatie van de ge-update versie van 

      Bert van der Veer's Magnum Opus: '60 jaar televisie in 

      Nederland'. 

      Een moment waarbij het aantal veren dat over en weer met 

      de vaste hand van dartkampioenen in de specifieke 

      achterwerken verdween mij even deed denken aan 'Mon truc 

      en Plumes' het fabuleuze verenballet van Zizi Jeanmaire. 

      De speech van Joop van den Ende was de enige substantiële 

      bijdrage met een historische context. Een prikkelende these, 

      waarbij het jammer was dat er geen gelegenheid werd 

      geboden tot discussie. 

      Zo’n bijeenkomst hoort de toehoorders uit te nodigen tot een 

      dialoog. Joop's speech gaf door ook aanleiding toe maar bood 

      daartoe niet de gelegenheid. 

      Een gemiste kans om de middag naar een zinnig debat over 

      60 jaar televisie te tillen. 

      Instituut Beeld & Geluid, met die schitterende buitenkant 

      van Jaap Drupsteen

      schiet aan de binnenkant, als archivaris, beheerder van het    

      erfgoed, verspreider van de geschiedenis en platform voor 

      onderzoek en discussie, bij zo’n bijeenkomst gewoon te kort.

      Er is gebrek aan historisch besef, aan duiding en aan 

      vermogen om een programma te produceren en te regisseren   

      dat staat als een huis, klinkt als een klok en knalt als 

      champagne.

        Een andere bijeenkomst geafficheerd als symposium onder 

        de titel ‘Vorm van Vermaak’, betrof 60 jaar televisie- 

        vormgeving in Nederland. 

        Omdat ik zelf ooit betrokken was bij het door de WDR in 

        Keulen georganiseerde, 3 daagse symposium ‘Television   

        Design International’, was ik wel nieuwsgierig hoe Beeld 

        & Geluid dat onderwerp aan zou pakken. 

        De middag begon met een paar filmpjes uit de jaren zestig 

        van het niveau ‘kleutertje luister’. Op de hurken werd 

        aan vakgenoten uitgelegd wat een maquette was en nog wat 

        brique à brac uit de tijd van ‘weet je nog wel oudje’. Plaats ’t 

        in een context en het zou grappig kunnen zijn. Dat was niet 

        gebeurd. Er werd ook niet gelachen. 

        ‘Er was een bijdrage van een mevrouw die zichzelf en haar 

        bureau ‘promote’ als archivaris van vormgevers-archieven(!) 

        Als je maar een middagje uittrekt om 60 jaar televisievorm- 

        geving te doorgronden, dan komt er van alles bij mij op dat 

        de moeite waard is om te bespreken, maar toch niet hoe een 

        ontwerper z’n tekeningen het beste zou kunnen opbergen. 

        Dat is zoiets als de chefkok die laat zien hoe hij de bordjes 

        afwast in plaats van hoe hij een maaltijd bereidt. 

        Een componist gaf inzicht in hoe hij leaders en aanverwante 

        graphics voorzag van geluid. Ook heel interessant en zeker 

        een belangrijk element in vormgeving, maar dat geldt ook 

        voor kostuum, licht, kap en grime, cameravoering, editing 

        special effects, narrating, nasynchronisatie etc. maar 

        daarover geen woord. 

        Beide consumeerden toch al gauw een derde op van de 

        middag. Dan heb je mijns inziens, je eigen thema niet goed 

        begrepen. 

        De rest van het symposium werd gedomineerd door grafici. 

        De dames en heren van de korte baan. Compressed Art, 

        pressurecooker kunst of volgens Lydia Pees ambacht

        Schitterende voorbeelden van hun werk gezien. Maar ’t is 

        maar een deel van wat vormgeving is. Decorontwerp kwam 

        nauwelijks aan bod en voor zover het er wel was, vond ik 

        de keuzes zeer discutabel. Historische duiding en context 

        ontbrak. 

       TopPop werd deze middag gepresenteerd als het highlight in 

        60 jaar televisie-vormgeving. Dat is opvallend omdat TopPop 

        begon als brave copie van BBC’s ‘‘Top of the pops’. Dat is 

        niet bepaald een teken van grote eigen creatieve rijkdom, 

        maar toch eerder het gemakzuchtige binnenhengelen van 

        andermans creativiteit. 

        Penney de Jager is geen vondst van TopPop maar 

        overgenomen uit de inboedel van Moef GaGa. Door mij 

        persoonlijk met mijn vriend Robert Kaesen destijds 

        directeur en choreograaf van het Nationaal Ballet, uit het corps 

        de ballet geplukt. 

        Frans Schüpp heeft met zijn grafische talent, het programma 

        een identiteit en een smoel gegeven. Die credit verdient hij 

        ook, maar er werden mensen omhoog gejubeld die in de 

        ontwikkeling van televisievormgeving, niet meer dan 

        randfiguren zijn geweest. Die opgepookte borstklopperij 

        binnen een coterietje van mannen die ’t zo enorm met 

        zichzelf getroffen hebben, vond ik stuitend en respectloos ten 

        opzichte van de geschiedenis en het erfgoed. Uiteindelijk 

        kwam de aap uit de mouw. De aanleiding voor deze 

        geestelijke groepsmasturbastie was het verschijnen van een 

        boek onder dezelfde titel als het symposium.

        ‘Het is te prijzen en verheugend dat er over zoiets belangrijks 

        als design een boek wordt uitgegeven, In mijn opvatting is er 

        alleen maar design  en is wat men inhoud noemt een andere 

        ordening (vormgeving) van steeds hetzelfde. maar dit boek dat 

        de pretentie heeft om een historisch verantwoord overzicht te 

        zijn van 60 jaar televisievormgeving schiet ernstig te kort. 

        Net als het symposium wordt dit boek gedomineerd door 

        grafische ontwerpers. 

        Een paar ontwerpers werden wellicht niet geheel ten 

        onrechte op een sokkel gezet maar voor baanbrekende grafici 

        als bijvoorbeeld Hans de Cocq en Jaap Drupsteen (een 

        fenomeen dat een geheel eigen oeuvre heeft ontwikkeld) was 

        daarop geen plaats. 

        Het primaat van televisievormgeving, lag en ligt voor het 

        overgrote groot deel nog steeds bij het decorontwerp. 

        In het boek lijkt dat een bijzaak. 

        Zo zeer, dat een pagina gedomineerd wordt door het ‘Biesiot- 

        effect’. Volgens de uitleg is dat ’t aanbrengen van een kleurtje 

        in een zwart/wit decor uit de tijd dat televisie nog in 

        zwart/wit uitzond. 

        ‘k had er eerlijk gezegd nog nooit van gehoord en de kijkers 

        hebben het nooit gezien. Vanzelfsprekend gun ik Freek de 

        lauweren die hem daarvoor worden toegeworpen, maar als 

        de echte prestaties, zoals die geleverd zijn door Roland de 

        Groot, Massimo Götz, Peter Gabriëlse, Fokke Duetz, Cor 

        Hermeler, Hub Berkers, Hans Christiaan van Langeveld, Mia 

        Schlosser en nog een paar anderen, helemaal niet of in een 

        paar bijzinnen worden genoemd dan is dit boek een 

        historische farce. 

        De aansturing, invloed en betekenis van regisseurs bestaat 

        al helemaal niet in de perceptie van de auteurs. Je zou een 

        flink hoofdstuk kunnen wijden aan bijvoorbeeld Leen Timp

        de meester van het weglaten. Leen is voor de schrijvers niet 

        meer dan een voetnoot. Wel achten zij nieuws- en sport- 

        programma’s qua vormgeving van dusdanige betekenis dat 

        er 81 pagina’s van de in totaal 243 (1/3 dus) aan zijn gewijd. 

        Bij het doorbladeren stuitte ik ook meteen al op een aantal 

        fouten die ik moeiteloos kon vaststellen omdat ik zelf 

        betrokkene ben:

1.  Jef de Groot, een baanbrekende vernieuwende regisseur 

     wordt in ’t boek teruggebracht tot 1verwijzing in het 

     register met de foutieve omschrijving dat hij mij 

     zou hebben opgeleid bij het programma Club Domino.

       Jef heb ik behalve als publiek bij mijn uitzending met 

       Jacques Brel, nooit bij een repetitie of uitzending van 

       Domino gezien. 

       Zijn werkelijke betekenis is verdonkeremaand. 

       Teruggebracht tot een voetnootje dat ook nog onjuist is.

 

2.    Bij het ontwerp voor Loveletters staat van den Bersselaar 

       als ontwerper. Fout dat was Peter Gabriëlse en die taart 

       was een suggestie van mij. ‘k Had er namelijk al ’s één 

       laten bouwen voor een Duitse show.

     https://www.bobrooyens.com/download/gilbert-o-sullivan_matrimony-nw2.-16.3.20-.m4v


3.    Moef GaGa wordt afgedaan als meer vorm dan muziek. 

       De formulering op zich is al behoorlijk achterlijk. De 

       auteur beschikt kennelijk over een meetorgaan, dat 

       zoiets registreert. Dat zal wel het oor zijn dat hij of zij 

       heeft laten hangen naar ingefluisterde vooroordelen of 

       achterklap. 

       https://www.bobrooyens.com/Movies/moefgaga-compilatie_5-18.mov


4.    De luminanz keyer (bedoelt om titels helder over  

       televisiebeelden te kunnen tonen) wordt door de schrijvers 

       als nieuwe techniek geplaatst in 1967

       Dat is curieus omdat ik de l. keyer in 1964 al 

       programmatisch als vormgevingsinstrument benutte in 

       de serie Hoofdstuk: 

       https://www.bobrooyens.com/download/hoofdstuk1_3comp.m4v


5.    Ten onrechte wordt een ontwerp van Roland de Groot 

       toegeschreven aan Freek Bisiot.

      Mijn arme hart vult zich met droefheid over het gebrek aan 

      kennis, het historische inzicht bij de schrijvers en het falen 

      van Beeld & Geluid in de historische bewaking en 

      bescherming van de feiten. 

      Maar wat wil je? 

      ’t Instituut wordt geleid door een oud-reclameman. 

      Bij deze keuze heeft geld verdienen en ’t instituut 

      populariseren kennelijk prioriteit boven de bewaking van 

      historische juistheid en waarden. 

      Kortom Vorm van Vermaak ziet er leuk uit. 

      Inhoudelijk is het een flutboek.

        Dan toch ook nog maar even over het bombardement van 

        herdenkingsprogramma’s dat aan het losbarsten is. 

        Dat 60 jaar televisie tot amusementsnippers versneden 

        wordt, met soms leuk zijnde, maar vooral leuk doende 

        bn’ers, soit! 

        Dat Koos Postema ’t koninklijk huis in zes programma’s nog 

        ’s doorakkert, prima. (Koos mag voor mij wel vaker op de 

        buis, als de regisseur hem dan maar niet van die zinloze 

        loopjes laat maken.) 

        Maar waarom dan ook niet 6 programma’s waarin zes maal 

        10 jaar televisiegeschiedenis wordt doorlopen in een door 

        bijvoorbeeld Mies geleide talkshow. Als er één is die het 

        allemaal heeft meegemaakt en het ook met verve, met citaten 

        en met mensen uit het vak kan, dan is zij het wel. 

        Dat Han Peekel op z’n Peekeliaans (praatje – plaatje) met 

        Schmäh en empathie simpele televisie-monumenten optrekt, 

        van mij mag het! 

        Maar waarom niet ook serieuze echte documentaires over 

        programmamakers die de zaaibedden hebben opgemaakt 

        waar anderen tot op de dag van vandaag, van oogsten. 

        ...en waarom niet een serie programma’s gemaakt met de 

        mannen en vrouwen die er al die jaren met hun neus 

        bovenop hebben gezeten. De mannen en vrouwen die op de 

        vloer stonden, die bij de techniek en in de regie zaten. 

        Zij stonden 60 jaar op de plekken waar het gebeurde, naast 

        en tegenover de mensen die het moesten doen en deden. 

        Zij hoorden de woorden die nooit werden uitgezonden. Zij 

        waren de pilaren, de steun, het houvast, de pijlers onder elk 

        moment dat onzichtbaar door de ruimte reisde om als 

        programma, bij het publiek uit het schijnbare niets te 

        materialiseren tot beeld en geluid. 

        Zij voelden huiddicht de angst, het plezier, de irritaties, de 

        pijn, de woede, het verdriet van presentatoren, acteurs, 

        actrices, zangers, performers, sterren en anonieme 

        kandidaten die van de ene dag op de andere de held van de 

        natie werden. 

        De verhalen van 60 jaar televisie van binnen uit en niet 

        zoveel flut van buiten af. 

        Bob Rooyens

       28.8.2011